Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0526/GA, 22 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/526/GA

betreft: [klager] datum: 22 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.H.T. de Haas namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2006 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 mei 2006, gehouden in de p.i. Noord te Hoogeveen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.H.T. de Haas, en [...], unit-directeur bij de p.i. Veenhuizen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie.
Het beklag betreft, volgens opgave van klager en zijn raadsman ter zitting van de beroepscommissie, de beslissing van de directeur om niet af te zien van plaatsing van klager samen met een medegedetineerde in een meerpersoonscel.

De beklagcommissie, die het beklag heeft opgevat als gericht tegen oplegging van een ordemaatregel van veertien dagen afzondering in een afzonderingscel in verband met klagers weigering om samen met een andere gedetineerde op een meerpersoonscel te
verblijven, heeft het beklag formeel gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klagers raadsman heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep toegelicht overeenkomstig zijn pleitaantekeningen, welke aan deze uitspraak zijn gehecht, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De beklagzaak betreft niet de beslissing van 20 januari 2006 tot oplegging van de ordemaatregel, maar de beslissing van 20 januari 2006 om terzake van klager niet af te zien van plaatsing in een meerpersoonscel. De beslissingen hangen wel nauw met
elkaar samen. Daarbij kan afgevraagd worden of het wel in het belang van klager zou zijn geweest om het beklag te richten tegen het ten onrechte opleggen van de ordemaatregel. Ten onrechte is de beslissing om, gelet op klagers situatie, niet af te zien
van plaatsing in een meerpersoonscel in de beklagzaak niet als bestreden beslissing aangemerkt.
Vraag is of de psycholoog namens de directeur bevoegd is om te beslissen om niet af te zien van plaatsing in een meerpersoonscel.
Verwezen wordt naar 05/3035/GA d.d. 28 maart 2006. Analoog aan deze uitspraak had het op de weg van de directeur gelegen om, alvorens klager in een meerpersoonscel te plaatsen in verband met het al dan niet bestaan van contra-indicaties, tijdig
voldoende aandacht te besteden aan het psychiatrisch rapport opgesteld door de psychiater [...]. Door dit na te laten heeft de directeur jegens klager onvoldoende zorgvuldig gehandeld. Voorts wordt verwezen naar het rapport ‘Kiezen voor delen?
Evaluatie
van de eerste fase van de invoering van meerpersoonscelgebruik, Meppel 2004’. Uit deze rapportage volgt dat de selectie van gedetineerden, ook al zijn de contra-indicaties in een later stadium aangescherpt, niet altijd even zorgvuldig plaatsvindt.
Klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat ook in zijn situatie onzorgvuldig is gehandeld bij het nemen van een gemotiveerde beslissing op diens verzoek af te zien van plaatsing in een meerpersoonscel. Verzocht wordt om het beroep gegrond te
verklaren, de bestreden uitspraak te vernietigen, een nieuwe per direct uitvoerbare beslissing te nemen, die in plaats treedt van de bestreden uitspraak en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 7,50 per dag dat jegens hem ten onrechte niet
is afgezien van plaatsing in een meerpersoonscel, temeer in verband met de wijze waarop klager onnodig lang in zijn materiële detentiesituatie is beknot. Tevens wordt verzocht om klager een tegemoetkoming toe te kennen in de gemaakte kosten van
rechtsbijstand.

Klager heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
De stelling dat klager wel met een maatje op een meerpersoonscel wilde verblijven, is niet juist. Klager heeft eerder met vier opeenvolgende verschillende celgenoten op een cel verbleven, maar dat was onvrijwillig en zij zijn weer van de cel
afgeplaatst. Klager is niet geschikt voor een verblijf in een meerpersoonscel. In de praktijk bleek dat het niet werkte. Sinds een paar weken verblijft hij nu in een éénpersoonscel. Klager heeft tweemaal met de inrichtingspsycholoog gesproken. Eénmaal
twintig minuten en éénmaal vijftien minuten. Klager moest zelf aangeven welke psychische stoornis hij had. Dat is de omgekeerde wereld. Hij heeft ook telefoonnummers opgegeven voor een nadere toelichting, maar de psycholoog vond het niet noodzakelijk
om
te telefoneren.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft zij het volgende aangevoerd. De directeur is op het advies van de psycholoog afgegaan. De psycholoog zag geen contra-indicaties voor plaatsing van klager in een
meerpersoonscel. Ook zijn er geen signalen van klagers afdeling ontvangen, die erop duidden dat het verblijf op een meerpersoonscel niet dragelijk zou zijn of zijn er andere dringende berichten ontvangen. Klager verblijft inmiddels in een
éénpersoonscel, omdat hij zijn tijd in een meerpersoonscel heeft gehad. In verband met de capaciteit wordt men in de beginperiode geplaatst in een meerpersoonscel. De directeur is van mening, afgaande op het advies van de psycholoog, zorgvuldig
gehandeld te hebben. De psycholoog had kennis van klagers dossier en ook van de rapportage van de psychiater [...]. Deze rapportage gaf de psycholoog geen reden om anders te adviseren.

3. De beoordeling
Uit de toelichting van de raadsman ter zitting van de beroepscommissie en zijn pleitnotities overgelegd ter zitting van de beklagcommissie is gebleken dat klager bedoeld heeft om beklag in te stellen tegen de beslissing van de directeur om niet af te
zien van plaatsing van klager samen met een medegedetineerde in een meerpersoonscel. De beklagcommissie heeft het beklag anders opgevat, namelijk als gericht tegen de beslissing van de directeur om klager in verband met diens weigering om op een
meerpersoonscel te verblijven een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel op te leggen. Nu de beklagcommissie niet op het bedoelde beklag heeft beslist, zal de beroepscommissie dit om proceseconomische redenen doen. De beroepscommissie
overweegt dat de directeur zich, alvorens te beslissen omtrent de plaatsing van klager samen met een medegedetineerde op een meerpersoonscel, door een gedragsdeskundige terzake heeft laten adviseren. De gedragsdeskundige heeft tweemaal met klager
gesproken, had kennis van zijn dossier met daarin de psychiatrische rapportage van 15 juli 2002 en zag geen reden om aan klager een contra-indicatie te verlenen terzake van het verblijf met een medegedetineerde op een meerpersoonscel. De
beroepscommissie is van oordeel dat de directeur af mocht gaan op dit advies van de inrichtingspsycholoog en dat de bestreden beslissing voldoende zorgvuldig is genomen en niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Derhalve zal de
beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren. Daargelaten dat het beroep ongegrond zal worden verklaard, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw de mogelijkheid van een veroordeling van één of beide partij(en) in de kosten van de procedure niet
kent. Klager had desgewenst om toevoeging van een raadsman kunnen verzoeken bij de Raad voor de Rechtsbijstand.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dhr. A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 mei 2006

Naar boven