nummer: 06/869/GA
betreft: [klager] datum: 22 mei 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 maart 2006 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 mei 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Noord te Hoogeveen, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de p.i. Achterhoek.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een bewaardersarrest in de eigen verblijfsruimte op 7 oktober 2005.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft drie uur achter de deur gezeten, terwijl hij niet gestraft was. Dit was niet noodzakelijk om de onrust en de orde te herstellen. Klager kwam
van de sport en was nat van het zweet en wilde graag zo spoedig mogelijk douchen. Op de sportafdeling was dat op dat moment niet mogelijk, omdat er een desinfectiemiddel was gebruikt. Hij heeft op een normale manier geroepen of de deur opengemaakt kon
worden. Hij heeft de orde en de rust niet in gevaar gebracht. Hij was rustig en correct. De oplegging van het bewaardersarrest was niet terecht.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij het volgende aangevoerd. Klager heeft na terugkeer van de sport zodanig luid geschreeuwd dat daarmee de orde op de afdeling werd verstoord. Hij is achter de deur
geplaatst totdat de situatie wat rustiger was.
3. De beoordeling
Uit artikel 24, vierde lid, Pbw volgt dat indien de onverwijlde ternuitvoerlegging van de afzondering geboden is, een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering kan plaatsen. Een dergelijk
‘bewaardersarrest’ is enkel mogelijk indien er sprake is van een noodsituatie, waarbij het oordeel van de directeur niet kan worden afgewacht. De beroepscommissie is van oordeel dat in het onderhavige geval niet aannemelijk is geworden dat er sprake
was
van zo’n noodsituatie, waarin de onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering geboden was. Zij zal het beroep, nu niet wordt voldaan aan de eis van artikel 24, vierde lid, Pbw gegrond verklaren, het beklag gegrond verklaren en aan klager een
tegemoetkoming toekennen van € 5,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dhr. A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 mei 2006
secretaris voorzitter