Nummer: 06/645/GB en 06/840/GB
Betreft: [klager] datum: 22 mei 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de respectievelijk op 13 januari 2006 (06/645/GB) en 13 maart 2006 (06/840/GB) genomen beslissingen van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Grave evenals het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing om hem te plaatsen in de
gevangenis Grave ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 27 januari 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. Alphen aan den Rijn. Op 16 januari 2006 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Grave. Op 10 februari 2006 is hij geplaatst in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissingen van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Door de selectiefunctionaris is aangevoerd dat klager niet zal worden overgeplaatst, nu klager geen officieel (verblijf)adres heeft. Klager heeft echter wel een eigen huis in Almere. Dit adres kon hij niet opgeven in verband met een juridische
procedure, die inmiddels is afgelopen. Klagers vriendin en kinderen zorgen nu voor het huis. Zij staan ingeschreven in Amsterdam.
Klager heeft twee jaar in het h.v.b. Alphen aan den Rijn gezeten en moet nog ongeveer één jaar zitten. Hij en zijn familie hoopten dat het laatste jaar wat minder zwaar zou zijn, maar het tegenovergestelde is het geval. Zijn bezoek moet nu 300
kilometer
van en naar Amsterdam reizen, hetgeen ook hoge kosten met zich meebrengt. Klager zou ook wel terug willen naar het h.v.b. Alphen aan den Rijn. Daar krijgt hij regelmatig bezoek van zijn familie en worden er meer activiteiten aangeboden. Klager wil
graag
naar een gevangenis in de buurt van Amsterdam. Hij noemt als voorbeelden Alphen aan den Rijn, Lelystad, Alkmaar en de andere inrichtingen tussen Amsterdam en Rotterdam.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissingen als volgt toegelicht.
Klager heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing waarin hij is geselecteerd in het kader van selectie na veroordeling in eerste aanleg voor de PI Grave. De PI Grave was op het moment van selectie nog een h.v.b., maar stond op het punt een
regimeverandering te ondergaan en een aanwijzing voor gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap te krijgen. Dit is per 10 februari 2006 gebeurd. Klager heeft daarom destijds ook een nieuwe beschikking gekregen. Klager heeft in zijn
bezwaar geschreven dat hij door de plaatsing in Grave verstoken zou blijven van bezoek, omdat zijn bezoek kennelijk uit Amsterdam moet komen. Bij binnenkomst in het h.v.b. Alphen aan den Rijn heeft klager kennelijk aangegeven geen vaste woon- of
verblijfplaats te hebben, zodat de selectiefunctionaris er bij klagers selectie van uit is gegaan dat plaatsing van klager in de PI Grave geen bezwaar voor klager zou opleveren.
In zijn beroepschrift schrijft klager dat zijn vriendin en zijn kinderen tijdelijk voor zijn huis in Almere zorgen, maar dat ze officieel in Amsterdam wonen. Aangezien bovenstaande gegevens bij het tot stand komen van de selectie niet bekend waren, is
daar destijds ook geen rekening mee gehouden. Daarnaast was het ook zo dat de PI Grave geen wachtlijst kende en er vrijwel direct geplaatst kon worden, hetgeen ook met klager is gebeurd. De selectiefunctionaris is van mening dat er op grond van de toen
bekende informatie een juiste beslissing is genomen. Dat nu achteraf blijkt dat klagers bezoek uit Amsterdam komt is erg vervelend, maar daarvoor heeft klager de mogelijkheid om een goed onderbouwd overplaatsingsverzoek te doen en daarbij zijn voorkeur
uit te spreken. Terugplaatsing naar een h.v.b. is daarbij niet aan de orde.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Met betrekking tot 06/645/GB
Klagers beroep betreft de overplaatsing naar het h.v.b. Grave. Nu klager op 10 februari 2006 is geplaatst in de gevangenis Grave, is de beroepscommissie van oordeel dat het belang aan zijn beroep tegen de plaatsing in het h.v.b. Grave is komen te
ontvallen. Om deze reden dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
4.3. Met betrekking tot 06/840/GB
Klagers beroep betreft de plaatsing in de gevangenis Grave. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris in dit geval het algemene belang van een goede benutting van de beschikbare gevangeniscapaciteit thans zwaarder mogen
laten wegen dan klagers persoonlijke belang, te weten de lange reistijd voor zijn bezoek waardoor klager minder bezoek zal ontvangen.
Gelet op het vorenstaande moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager ten aanzien van 06/645/GB niet-ontvankelijk in zijn beroep.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van 06/840/GB ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 22 mei 2006
secretaris voorzitter