Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3145/GM, 22 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3145/GM

betreft: [klager] datum: 22 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 23 november 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 april 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam, zijn klager noch de inrichtingsarts verschenen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik willen maken. De inrichtingsarts verbonden aan het h.v.b./ISD Rotterdam heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 oktober 2005, betreft het, in weerwil van klagers psychische problemen, niet laten opnemen in een (psychiatrische) kliniek.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht niet nader toegelicht.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is bekend bij de medische dienst en heeft regelmatig aangegeven psychiatrische problemen te hebben. Klager is uitgebreid gezien door de gedragsdeskundigen van de inrichting. Hun conclusie is dat hier geen sprake is van psychiatrische
verschijnselen maar van een beheersproblematiek. Klagers medicatie is daarom verhoogd. Hij meldt zich regelmatig onterecht ziek of gaat zonder reden niet naar de arbeid.

3. De beoordeling
Uit het medisch dossier van klager is voldoende aannemelijk dat door de inrichtingsarts en de aan de inrichting verbonden gedragsdeskundigen voldoende aandacht is besteed en zorg is geboden aan de door klager aangevoerde psychische klachten. Er zijn
daarin evenwel onvoldoende aanwijzingen te vinden dat klager zou lijden aan een zodanige psychische aandoening, dat deze in een psychiatrisch ziekenhuis behandeld zou moeten worden.

De beroepscommissie is daarom, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en R. Vogelenzang, huisarts, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven