Nummer: 06/691/GB
Betreft: [klager] datum: 22 mei 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 februari 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Grave ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 25 november 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Torentijd te Middelburg. Op 31 januari 2006 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Grave, van waaruit hij op 1 februari 2006 is geplaatst in de gevangenis
Grave,
waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Door de overplaatsing van Middelburg naar Grave is de reisafstand voor zijn bezoekers zodanig groot geworden dat klager sinds zijn overplaatsing naar Grave geen bezoek meer heeft kunnen ontvangen. Indien klager geplaatst zou kunnen worden in de
gevangenis van de locatie Dordtse Poorten, zou dat voor zijn bezoekers een aanmerkelijk kortere reistijd opleveren en zou klager weer bezoek kunnen ontvangen. Klagers partner en kinderen zouden hem dan kunnen bezoeken als zijn partner voor
ziekenhuisbezoek naar Rotterdam moet. Daarnaast is de bezoektijd in Grave korter dan in Dordrecht. Klager heeft zich tijdens zijn detentie steeds goed gedragen en hem is nog nooit een verslag aangezegd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
klager is op 1 februari 2006 geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis Grave. Omdat er momenteel een groot aantal gevangeniscellen beschikbaar is in het oosten van het land, is klager ter wille van de optimale capaciteitsbenutting geplaatst in
Grave.
Indien klager meent dat er medische bezwaren zijn tegen zijn plaatsing aldaar, kan hij – mits een en ander goed is onderbouwd – een verzoek doen om overplaatsing. Dit is aan klager medegedeeld. De selectiefunctionaris heeft van klager op 21 maart 2006
nog niet een dergelijk verzoek ontvangen
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet
onredelijk
of onbillijk worden geacht. Daarbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat het belang van een goede benutting van de celcapaciteit in dit geval voor de selectiefunctionaris zwaarder mocht wegen dan het belang van klager met betrekking tot
goede bezoekmogelijkheden.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 mei 2006
secretaris voorzitter