Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1148/GV, 17 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1148/GV

betreft: [klager] datum: 17 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 april 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Hij wil graag strafonderbreking om een deel van de zwangerschap van zijn partner mee te maken, maar vooral om bij de bevalling aanwezig te zijn.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is gerapporteerd op het gebruik van en in bezit hebben van softdrugs. Conform het drugsontmoedigingsbeleid worden hem geen extra vrijheden toegekend. Daarbij verblijft klager in een regime met regimaire verlofmogelijkheden. Hij kan een verzoek
doen aan de directeur om zijn weekendverlof te verschuiven en dit te gebruiken op het moment dat de bevalling aanvangt.

De directeur van Westlinge te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek, wegens verkrachting en mishandeling. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van drie maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 augustus
2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van twee dagen te ondergaan.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Artikel 36 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking onder meer kan worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde. Klager verblijft in een beperkt beveiligde inrichting, hetgeen impliceert
dat hij een verzoek aan de directeur kan richten zijn regimair verlof zodanig te verschuiven, dat hij daardoor bij de bevalling aanwezig kan zijn. Overigens is klager bij binnenkomst in de inrichting geïnformeerd over de gevolgen van het gebruik van
drugs tijdens detentie. Desondanks is hij gerapporteerd op het gebruik van en in bezit hebben van softdrugs. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een zodanige contra-indicatie vorm voor het verlenen van een extra
verlofmogelijkheid (in casu strafonderbreking) dat deze een afwijzing van klagers verzoek tot strafonderbreking rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de algemene
weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 17 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven