Nummer: 06/735/GB
Betreft: [klager] datum: 20 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 maart 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 1 april 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring
(h.v.b.) Haarlem. Op 6 maart 2006 is hij geplaatst in de gevangenis Veenhuizen,
waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. De inrichting heeft klager later weten dat hij na zijn veroordeling zou worden geselecteerd voor een beperkt beveiligde inrichting. Klager
heeft tevens een aanvraag ingediend voor verlof. Op 3 maart 2006 werd de verlofaanvraag afgewezen en ontving klager bericht van de selectiefunctionaris dat hij zou worden geplaatst in de gevangenis Veenhuizen op de grond dat klager in een brief van 14
februari 2006 dreigende taal zou hebben geuit. De selectiefunctionaris citeert klager overigens niet juist. Klager betreurt dat deze zaak zo is geëscaleerd en is zich van zijn fout bewust. Klager heeft de bedreiging niet zo bedoeld. Er is geen sprake
van bedreiging met een vuurwapen. Hij heeft nooit geweld hoeven te gebruiken. Klager heeft de geadresseerde verzocht hem te helpen bij het overschrijven van twee auto’s. Zonder onderzoek te doen stelt de selectiefunctionaris dat hij ernstige vermoedens
heeft dat de veiligheid in het geding is.
3.2. Klager is nimmer in de gelegenheid gesteld zijn visie op de zaak te geven en uit te leggen wat hij daarmee bedoelde, waarmee het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. De persoon die zou zijn bedreigd heeft klager op 25 februari 2006 nog
gewoon bezocht.
3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Door de directie van het h.v.b. Haarlem is een brief van klager onderschept waarin omtrent een persoon die klager tijdens zijn verlof zou ontmoeten onder meer het
volgende wordt opgemerkt: “(...) zijn dagen zijn geteld, we praten over 35 ruggen wat kwijt is, geloof mij. Jij schiet in de lucht, ik schiet gericht op ze tyfus hoofd (...) Gozer, maak je niet druk, ik regel het wel! (...)”. De directeur van het h.v.b.
Haarlem gaf aan hier onomwonden een plan uit te lezen waarbij klager van plan was iemand door zijn hoofd te schieten. Omdat nooit met zekerheid iets gezegd kan worden over de serieusheid van dit soort brieven worden er toch maatregelen genomen om te
voorkomen dat er slachtoffers vallen. Daarop is op de verlofaanvraag van klager negatief beslist. Klager is verder geselecteerd voor een normaal beveiligde inrichting omdat de selectiefunctionaris gelet op de brief geen risico wilde nemen dat klager
zijn dreigementen tot uitvoer zou kunnen brengen. De selectiefunctionaris is er niet van overtuigd dat de bedreigingen als grap zijn bedoeld.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de inhoud van de door de directeur van het h.v.b. Haarlem onderschepte brief van 14 februari 2006, vooralsnog niet in aanmerking
komt
voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 april 2006
secretaris voorzitter