nummer: 06/369/GA en 06/389/GA
betreft: [klager] datum: 20 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Nieuwegein,
gericht tegen een uitspraak van 23 januari 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
en van het beroepschrift van klager, gericht tegen de beslissing van de beklagrechter bij voormelde locatie d.d. 23 januari 2006, voor zover daarin is bepaald dat aan klager een tegemoetkoming van € 30,= wordt toegekend.
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.P.F. Hoens, en de heer [...], unit-directeur bij de locatie Nieuwegein.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en bepaald dat aan klager een tegemoetkoming van € 30,= toekomt.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Binnen de penitentiaire inrichtingen wordt gewerkt met een landelijk drugsontmoedingsbeleid. Op basis van dat beleid worden de eerste drie maanden nadat gebruik van softdrugs dan wel een aan sofdrugs gerelateerd feit wordt geconstateerd, geen vrijheden
toegestaan. Dit was bij klager het geval. De periode van drie maanden liep voor hem van 19 september 2005 tot en met 19 december 2005. Op 11 november 2005 ontving de inrichting het vonnis van klager en kwam hij, gelet op zijn strafrestant, in beginsel
voor algemeen verlof in aanmerking. Op 14 november 2005 is door een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) uitleg gegeven aan klager over het in de inrichting gevoerde verlofbeleid. Klager had in beginsel recht op vier
verloven. De eerste verlofmogelijkheid van klager viel op of omstreeks 9 december 2005. De resterende verlofdata worden vervolgens evenredig verdeeld over de resterende detentieperiode. Klager heeft vervolgens een aanvraag ingevuld voor algemeen verlof
op 9 december 2005. Die verlofdatum valt binnen de hiervoor genoemde periode van drie maanden en het verzoek wordt daarom afgewezen. In beginsel moet dat algemeen verlof rond de vastgestelde datum (9 december 2005) worden aangevraagd. Alleen als klager
een goede reden zou hebben opgegeven voor een verlof op een latere datum, dan zou dat misschien wel zijn toegestaan. Klager heeft zelf een aanvraag ingediend. Als dan vervolgens blijkt dat dit verlof niet mogelijk is omdat het binnen de termijn van
drie
maanden valt, dan mag door het b.s.d. niet geschoven worden met de verlofdata.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep tegen de toegekende tegemoetkoming wordt ingetrokken.
Aan klager is verteld dat hij op 9 december 2005 verlof kon aanvragen. Hem is nooit iets gezegd over een termijn van drie maanden. Daarom heeft hij verlof aangevraagd voor 9 december 2005 met als alternatieve datum 16 december 2005. Klager kreeg
vervolgens pas heel laat te horen dat zijn verlof niet door zou gaan. Hem is nooit aangegeven dat er problemen konden zijn met het aangevraagde verlof. Overigens is ook klagers tweede verzoek om verlof afgewezen. Door de directeur wordt aangevoerd dat
er sprake zou zijn van de verplichting om binnen bepaalde tijdsgrenzen een evenredige verdeling van de verlofdata te maken. Slechts bij goede redenen zou een afwijking van die verdeling mogelijk zijn. Het is de vraag waar dit standpunt van de directeur
uit voortvloeit. De directeur geeft onvoldoende aan dat niet tegemoetgekomen had kunnen worden aan klagers belang bij verlof. Zulks geldt temeer nu klagers alternatieve verlofdatum slechts enkele dagen binnen de termijn van drie maanden lag. Het zou
redelijker zijn geweest indien aan klager geadviseerd zou zijn om de verlofdatum één week later te leggen. Verder is het voor klager de vraag in hoeverre interne beleidsregels aan hem door de directeur tegengeworpen kunnen worden.
3. De beoordeling
De beroepscommissie verstaat dat het beroep van klager, gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming, is ingetrokken.
Klager verbleef als preventief gehechte in de locatie Nieuwegein. Op 19 september 2005 is geconstateerd dat hij softdrugs heeft gebruikt. In aansluiting op voorlopige hechtenis wordt vanaf 4 november 2005 de aan klager opgelegde gevangenisstraf
tenuitvoergelegd. Op 14 november 2005 wordt klager bezocht door een medewerker van het b.s.d. (zulks nadat op 11 november 2005 het vonnis in de inrichting was ontvangen) en worden met hem de verlofmogelijkheden besproken. Daarbij wordt gemeld dat
klager
volgens het geautomatiseerde detentiesysteem vanaf 9 december 2005 in aanmerking komt voor een eerste algemeen verlof. Voorts wordt medegedeeld dat de resterende drie verlofmogelijkheden evenredig over de resterende detentieperiode zullen worden
verdeeld. Klager heeft vervolgens verlof aangevraagd voor 9 december 2005, waarbij hij als alternatieve verlofdatum 16 december 2005 opgaf.
Op grond van het landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid komt een gedetineerde de eerste drie maanden na de constatering van het gebruik van softdrugs niet in aanmerking voor detentiefasering of verlof. Dit beleid is gestoeld op de Contourennota
Drugsontmoedigingsbeleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie. Die contourennota is weliswaar niet ter inzage gelegd voor gedetineerden, maar de toepassing in de praktijk is voldoende algemeen bekend. De toepassing van
dit beleid brengt mee dat klager eerst vanaf 19 december 2005 in aanmerking kon komen voor algemeen verlof. Hij heeft om algemeen verlof verzocht voor een moment dat gelegen was vóór 19 december 2005. De bestreden beslissing van de directeur moet
daarom
– bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk worden geacht. De uitspraak van de beklagrechter kan daarom niet in stand blijven en het beklag moet alsnog ongegrond verklaard worden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M. Boone en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 april 2006
secretaris voorzitter