Nummer: 06/492/GB
Betreft: [klager] datum: 20 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 februari 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Grave ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 19 april 2004 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. Zwolle. Op 1 december 2004 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Utrecht te Nieuwegein, van waaruit hij op 6 januari 2006 is overgeplaatst naar het h.v.b. Grave. Op 1 februari 2006
is
hij geplaatst in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager wil graag geplaatst worden in een gevangenis in het westen van Nederland. Sinds hij in Grave verblijft heeft hij slechts tweemaal bezoek kunnen ontvangen. Klager heeft een voorkeur om geplaatst te worden in de gevangenis Alphen aan den Rijn of
een gevangenis in de buurt van Utrecht. In eerste aanleg is klager veroordeeld tot een lange gevangenisstraf. Hij wil tijdens zijn detentie graag bezoek kunnen ontvangen van zijn vriendin en zijn familie. Klager begrijpt dat er een wachtlijst is voor
een dergelijke plaatsing maar wil graag op die wachtlijst geplaatst worden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft indertijd bezwaar ingediend tegen de beslissing om hem te selecteren voor plaatsing in de locatie Oosterhoek te Grave. Klager komt, gelet op zijn status van in eerste aanleg veroordeelde, in aanmerking voor plaatsing in een gevangenis.
Klager is in het h.v.b. Grave geplaatst, omdat deze inrichting was voorbestemd om de bestemming gevangenis te krijgen. Per 1 februari 2006 is (een deel van) de locatie Oosterhoek daadwerkelijk bestemd als gevangenis en op die datum is klager
geherselecteerd voor plaatsing in de gevangenis Grave. Klagers bezwaar tegen plaatsing in Grave is tweeledig. Allereerst was hij van mening dat door die plaatsing zijn bezoekers hem nog slechts moeilijk konden bereiken omdat deze personen vanuit
Hoofddorp zouden moeten komen. De selectiefunctionaris acht de reistijd voor de bezoekers acceptabel. Daarnaast is aangevoerd dat klager er door de overplaatsing in regime op achteruit is gegaan. Dat is echter inherent aan iedere overplaatsing omdat
een
overgeplaatste gedetineerde nieuw begint in een inrichting en eventueel in de inrichting van herkomst verdiende extra’s niet mogen worden meegenomen.
Redenen voor zijn plaatsing in Grave waren de omstandigheid dat in de (te bestemmen) gevangenis Grave reeds capaciteit vrij was gemaakt voor plaatsing van in eerste aanleg veroordeelde gedetineerden, terwijl voor de gevangenissen Utrecht en Alphen aan
den Rijn lange wachtlijsten bestaan. Omdat de selectiefunctionaris (mede) verantwoordelijk is voor een optimale benutting van de beschikbare capaciteit, is gekozen om klager in Grave te plaatsen.
4. De beoordeling
4.1. Sinds 1 februari 2006 is de gevangenis Grave een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klagers beroep betreft de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift tegen de beslissing klager te plaatsen in de gevangenis Grave. De beslissing tot plaatsing en de ongegrondverklaring van het bezwaar zijn gegeven terwijl aan de penitentiaire
inrichting nog niet door de minister de bestemming van gevangenis was gegeven. In beroep wordt hierover niet geklaagd. Overigens heeft de selectiefunctionaris nadat de inrichting te Grave de bestemming van gevangenis heeft gekregen, een nieuwe
beslissing, met handhaving van de gronden zoals aangevoerd in de eerdere beslissing, tot plaatsing van klager aldaar genomen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris in dit geval het algemene belang van een goede
benutting
van de beschikbare gevangeniscapaciteit thans zwaarder mogen laten wegen dan klagers persoonlijke belang (kortere reistijden voor zijn bezoek waardoor vaker bezoek mogelijk zal zijn). Gelet daarop moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 april 2006
secretaris voorzitter