Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0832/SGA, 4 april 2006, schorsing
Uitspraakdatum:04-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/832/SGA

Betreft: [klager] datum: 4 april 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zoetermeer.

Verzoeker vraagt wederom om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie, inhoudende – zo verstaat de voorzitter – de weigering om uitvoering te
geven aan de uitspraak van de beroepscommissie van 28 februari 2006.

De voorzitter heeft wederom kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 22 maart 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 31 maart 2006.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek schriftelijk toegelicht. Daarbij is het volgende aangevoerd. Bij beslissing van 27 maart 2006 is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn eerdere schorsingsverzoek. Bij onderhavig schorsingsverzoek heeft verzoeker een
aantal bijlagen gevoegd waaruit blijkt van verzoekers arbeidsongeschiktheid.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Verzoeker heeft op 15 maart 2006 een intakegesprek gehad met een verpleegkundige. Op grond van dit gesprek is verzoeker doorgestuurd naar het spreekuur van de huisarts. Naar
aanleiding van het consult op 17 maart 2006 is de arts tot de conclusie gekomen dat verzoeker twee uur per dag dient deel te nemen aan het arbeidsproces en dat verzoeker voor de overige twee uur nog tijdelijk arbeidsongeschikt is.
Indien alle gedetineerden van de afdeling naar de arbeid gaan wordt verzoeker voor de overige twee uur teruggehaald van de arbeid en ingesloten in zijn cel. Wanneer een deel van de gedetineerden niet naar de arbeid gaat, wordt verzoeker voor de overige
uren niet ingesloten. Uit de dagelijkse logboeken van de afdeling blijkt dat verzoeker vanaf 15 maart 2006 niet is ingesloten nadat hij terug kwam van de arbeid.

2. De beoordeling
Bij beslissing van 27 maart 2006 is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn eerdere schorsingsverzoek omdat er door hem geen gegevens waren verstrekt dat het hier een hem door de directeur genomen beslissing betrof, verzoeker verwees immers naar
een hem niet regarderende beslissing van de beroepscommissie d.d. 28 februari 2006.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen blijkt dat verzoeker twee uur per dag dient deel te nemen aan de arbeid en dat hij voor de overige twee uur nog “tijdelijk” arbeidsongeschikt is.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat genoemde beslissing van de beroepscommissie op dit moment ook verzoeker regardeert en dat kan worden aangenomen dat ook verzoeker belang heeft bij de naleving van de beslissing van de
beroepscommissie. Verzoeker is derhalve ontvankelijk in onderhavig schorsingsverzoek en dit verzoek kan thans inhoudelijk worden behandeld.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Bij genoemde uitspraak heeft de beroepscommissie onder meer geoordeeld dat er structurele uitsluiting van het regime van algehele gemeenschap heeft plaatsgehad op de momenten dat een (blijvende) arbeidsongeschikte gedetineerde achter de deur moest
blijven terwijl alle gedetineerden naar de arbeid waren. Nu uit de inlichtingen van de directeur naar voren is gekomen dat verzoeker, die op 13 of 14 maart 2006 in de locatie Zoetermeer is geplaatst, vanaf 15 maart 2006 niet is ingesloten nadat hij
terug kwam van de arbeid, kan niet worden aangenomen dat verzoeker door de niet naleving van genoemde beslissing in zijn belangen is geschaad. Verzoeker heeft derhalve geen belang bij dit schorsingsverzoek en dit dient dan ook te worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 4 april 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven