nummer: 05/2846/TA
betreft: [klager] datum: 13 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van de tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 11 november 2005 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op klachten van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting[...], hoofd behandeling.
Klager heeft schriftelijk laten weten af te zien van de gelegenheid om te worden gehoord.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het gedurende vijf weken niet mogen telefoneren door klager met zijn broer, tante en oom.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Door en namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 14 juli 2005 vanuit een andere tbs-kliniek opgenomen in de inrichting. Het is beleid van de inrichting dat het screenen van contactpersonen niet wordt overgenomen van andere klinieken, maar dat de inrichting het screenen opnieuw uitvoert.
Het screenen verloopt op de wijze als omschreven in punt 11.4.1 juncto 11.3.2 van de Huisregels van de inrichting.
Eerst in een gesprek met het hoofd behandeling op 22 juli 2005 gaf klager aan dat hij telefonisch contact wilde opnemen met zijn oom, tante en broer. Klager heeft toen onder begeleiding van de staf telefonisch contact gehad met zijn oom en tante.
Daarnaast is het screenen van deze contactpersonen in gang gezet. De inrichting heeft geen enkele aanleiding om zeven dagen te wachten na melding door een verpleegde dat hij telefonisch contact wenst. Op 28 juli 2005 is het screenen van de oom en tante
van klager afgerond en is door het hoofd behandeling toestemming gegeven voor onbegeleid telefooncontact. Het hoofd behandeling heeft op 29 juli 2005 toestemming gegeven voor begeleid telefonisch contact tussen klager en zijn broer, nadat klager die
dag
had ingestemd met screening. Op 22 augustus 2005 is het screenen van klagers broer afgerond en is aan klager toestemming gegeven voor onbegeleid telefonisch contact.
Pas op 22 juli 2005 heeft klager voor het eerst gevraagd om te mogen telefoneren met zijn familie. Er was derhalve geen sprake van weigering tot het voeren van telefoongesprekken, nu klager onder begeleiding telefonisch contact mocht hebben met zijn
oom, tante en broer.
Het screenen van klagers broer heeft enige tijd in beslaggenomen, doordat klager in eerste instantie hieraan niet wilde meewerken en vanwege het feit dat klager in het verleden bij zijn broer heeft verbleven, nadat klager zich had onttrokken aan het
toezicht van de tbs-kliniek. Klager heeft eind juli 2005 alsnog toestemming gegeven voor het screenen van zijn broer.
Bij brief van 14 februari 2006 heeft de inrichting haar standpunt desgevraagd nader toegelicht.
Er was in dit geval geen sprake van weigering tot het voeren van telefoongesprekken, nu klager op basis van persoonlijke omstandigheden eenmalig telefonisch contact mocht hebben met zijn oom, tante en broer, maar een opschorting van het voeren van
telefoongesprekken tot na het screenen van contactpersonen. Het feit dat klager in zijn klaagschrift melding maakt van ontvangen maatregelen voor weigeren telefoongesprekken berust dan ook op een misverstand. Het toenmalige hoofd behandeling heeft
gehandeld overeenkomstig het beleid van de inrichting, namelijk dat telefoonverkeer met niet gescreende nummers verboden is.
Er heeft geen registratie van de door klager genoemde maatregelen plaatsgevonden.
Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 38, eerste lid, Bvt en punt 11.4.1 van de huisregels van de inrichting heeft de verpleegde het recht tenminste eenmaal per week gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting.
Volgens paragraaf 11.4.1 van deze huisregels worden patiënten zo spoedig mogelijk na hun opname in de gelegenheid gesteld om enkele voor hen belangrijke relaties onder toezicht telefonisch op de hoogte te stellen van hun opname, meldt de patiënt aan de
staf met wie hij telefonisch contact wil onderhouden en wordt deze persoon gescreend als omschreven in paragraaf 11.3.2. van de huisregels. Volgens de in deze huisregels beschreven procedure dient het hoofd van de inrichting binnen vier weken na
aanvraag daarop te beslissen.
Klager is op 14 juli 2005 in de inrichting geplaatst. In zijn klaagschrift stelt klager dat er op 15, 22 en 29 juli 2005 een telefoonverbod was. Nu door de inrichting wordt gesteld dat er geen registratie van de door klager genoemde maatregelen heeft
plaatsgevonden is niet na te gaan of klager reeds op 15 juli 2005 om telefonisch contact heeft verzocht. De beroepscommissie is van oordeel dat aan klager het voordeel van de twijfel moet worden gegeven. Klager heeft eerst op 22 juli 2005 onder
begeleiding telefonisch contact gehad met zijn oom en tante. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat sprake is van weigering van het voeren van telefoongesprekken, waarvan klager ingevolge artikel 54, eerste lid onder d Bvt een schriftelijke
mededeling had moeten ontvangen.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat, voorzover het beroep betrekking heeft op de periode van 15 juli 2005 tot 22 juli 2005 de beklagcommisie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond
worden verklaard.
Klager heeft op 22 juli 2005 en op 29 juli 2005 onder begeleiding contact gehad met zijn familie. Op 22 juli 2005 is het screenen van klagers oom en tante in gang gezet en op 28 juli 2005 is het screenen van de oom en tante van klager afgerond en is
door het hoofd behandeling toestemming gegeven voor onbegeleid telefooncontact. Eind juli 2005 is na toestemming van klager met het screenen van klagers broer gestart en dit is op 22 augustus 2005 afgerond. Klager kon vanaf die datum onbegeleid
telefoneren met zijn broer. De in de huisregels opgenomen termijn van vier weken waarbinnen op een aanvraag voor telefonisch contact moet worden beslist acht de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk.
Voor zover het beroep betrekking heeft op de periode van 22 juli 2005 tot 22 augustus 2005 kan niet worden geoordeeld dat sprake is van weigering van telefonisch contact en zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de
beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover het betrekking heeft op de periode van 15 juli 2005 tot 22 juli 2005 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover het betrekking heeft op de periode van 22 juli 2005 tot 22 augustus 2005, gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 13 april 2006
secretaris voorzitter