Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0449/GA, 12 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/449/GA

betreft: [klager] datum: 12 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M.J.F. Stelling, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2006 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) de weigering om toestemming te verlenen voor een interview.
b) het feit dat klager niet zoals medegedetineerden in de gelegenheid is gesteld driemaal per week te telefoneren.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in beide onderdelen van zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Terzake onderdeel a van het beklag is aangevoerd dat, anders dan de beklagcommissie oordeelt, wel sprake is van “een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing”, zodat de beklagcommissie klager diende te ontvangen in zijn beklag.
Hiertoe is namens klager aangevoerd dat het door de journalist gedane verzoek tot een interview met klager met de volledige voorkennis en instemming van klager is ingediend. De afwijzende beslissing van de directeur van voormeld h.v.b. van 8 december
2005 raakt de belangen van klager rechtstreeks. Gelet hierop diende de beklagcommissie genoemde beslissing, ook in het geval de journalist het verzoek niet expliciet mede namens klager zou hebben gedaan, aan te merken als een beslissing bedoeld in
artikel 60, eerste lid, Pbw. Voorts wordt aangevoerd, dat het bij het geven van een interview gaat om de uitoefening van het grondrecht ‘vrijheid van meningsuiting’. Belemmeringen op de vrije uitoefening van grondrechten dienen door een penitentiaire
inrichting, gezien de wetshistorie van de herziening van de Grondwet van 1983, zoveel mogelijk te worden voorkomen of vermeden.
Er geldt een zorgplicht van penitentiaire inrichtingen inzake de mogelijkheid van gedetineerden hun grondrechten daadwerkelijk uit te oefenen. De beklagcommissie dient erop toe te zien dat hieraan gevolg gegeven wordt. Met het niet-ontvankelijk
verklaren van klager in zijn beklag heeft de beklagcommissie haar taakstelling te beperkt opgevat.

Met betrekking tot onderdeel b van het beklag wordt namens klager het standpunt ingenomen dat de beklagcommissie klager ten onrechte niet heeft ontvangen in zijn beklag, wegens het ongedaan maken dan wel beëindigen van een onjuiste beslissing c.q.
handeling. Dit is gebaseerd op een onjuiste taakstelling en onjuiste opvatting inzake de belangen van klager.
De beklagcommissie behoort een oordeel te geven over iedere beslissing waarvan de gedetineerde heeft aangegeven daarvan slachtoffer te zijn geworden c.q. geweest. Het feit dat een onjuiste beslissing of handeling door of namens de directeur inmiddels
ongedaan is gemaakt of beëindigd, doet niet af aan die beschermingsplicht. Voorts wordt naar voren gebracht dat het belang van klager dat hij zich beschermd voelt door een adequaat functionerende beklagcommissie in het geding is.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt ten aanzien van het beklag onder a tot het oordeel dat de beklagcommissie, nu uit het verzoek van de journalist niet kan blijken dat dit mede namens klager is gedaan, op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft
beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Het beklag onder b betreft de discriminatoire behandeling van klager met betrekking tot het telefoneren. Anders dan de beklagcommissie heeft klager naar het oordeel van de beroepscommissie wel belang bij de klacht, daar vaststaat dat klager gedurende
de
periode van ongeveer 25 november 2005 tot ongeveer 19 december 2005, anders dan medegedetineerden, niet driemaal in de week heeft mogen bellen. Derhalve had de beklagcommissie klager in zoverre dienen te ontvangen in zijn beklag. Nu de directeur jegens
klager onzorgvuldig heeft gehandeld, moet de beslissing klager niet driemaal per week te laten bellen, alle omstandigheden in aanmerking genomen, worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Derhalve is het beroep gegrond. Voor het door klager
ondervonden ongemak zal na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel b van het beklag,
verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dot onderdeel van het beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
M.M. van Beek-Keislair, secretaris, op 12 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven