Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1278/TB, 7 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1278/TB

betreft: [klager] datum: 7 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.G. Schuur, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 november 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord inzake zijn beroep 05/1278/TB, bijgestaan door zijn raadsman mr. O.G. Schuur, en namens de Minister [...]. Als toehoorder
namens de Minister is aanwezig [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft ten tijde van het beroep niet beslist tot plaatsing van klager op een longstay afdeling.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 16 september 1987 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 11 december 1987 geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek).
Klager is op 17 juli 2001 overgeplaatst naar de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek (hierna: Pompekliniek) na een verblijf in andere klinieken. Op 27 september 2002 is klager vanwege een nieuw strafbaar feit veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf. De
tbs-maatregel is toen geschorst en klager verbleef vanaf 25 oktober 2002 in een penitentiaire inrichting.
Op 26 november 2002 heeft de Pompekliniek klager aangemeld voor plaatsing op een longstay afdeling. Bij advies van 27 juni 2003 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (hierna: LAP-advies) is aangegeven dat klager voldoet aan de
longstay-indicatie.
Vanaf 30 september 2003 verbleef klager als passant in een huis van bewaring. Vanaf 6 september 2004 is klager opgenomen in de Pompekliniek. De Minister heeft op 6 oktober 2005 beslist klager te plaatsen op de longstay afdeling van Veldzicht. Deze
plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat de Pompekliniek klager niet wil behandelen vanwege het voornemen om hem op te nemen op een longstay afdeling. Tegen de voorgenomen plaatsing op een longstay afdeling staat pas beroep open nadat een plaatsingsbeslissing
door de Minister is genomen. De Minister geeft een dergelijke beslissing echter pas af als er op korte termijn zicht is op plaatsing. Gelet op de wachtlijsten valt niet te verwachten dat klager op korte termijn geplaatst zou kunnen worden. Klager meent
dat al na het LAP-advies beroep mogelijk is aangezien het dan zeker is dat klager in een longstay voorziening wordt geplaatst. De capaciteitsproblemen waarnaar de Minister verwijst zijn niet het probleem van klager. Klager heeft in kort geding de
voorzieningenrechter verzocht de Staat der Nederlanden te bevelen een beslissing te nemen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet klager reeds nu de mogelijkheid hebben het LAP-advies inhoudelijk te laten toetsen. De
voorzieningenrechter meent evenwel dat de omstandigheid dat de Minister geen besluit neemt in de gegeven omstandigheden kan worden gelijk gesteld met een besluit waartegen beroep bij de beroepscommissie mogelijk is. Klager heeft pas vorig jaar
vernomen
dat men hem wil plaatsen op een longstay afdeling. De papieren waren zoekgeraakt. Hij krijgt sinds zijn aanmelding voor een longstay-plaatsing in november 2002 geen behandeling.
Inhoudelijk is klager van mening dat het LAP-advies ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat plaatsing op een longstay afdeling de enige nog openstaande mogelijkheid is. Er zijn dingen in het verleden fout gegaan, maar dit betekent niet dat hij op
de
longstay afdeling thuis hoort. Volgens klager is “de kast nog niet leeg”. Voor het incident in 2002 was een resocialisatietraject ingezet waarbij klager onbegeleid verlof had. Als gevolg van de veroordeling in 2002 is de Pompekliniek hem niet verder
gaan behandelen. Klager heeft geen reële kans gehad. Klager is alleen in de Van Mesdagkliniek en de Meijerskliniek behandeld. Recentelijk is er nog een behandelmogelijkheid ontstaan, nu klager dwangmedicatie krijgt toegediend. Alhoewel klager het niet
eens is met de dwangmedicatie was dit volgens de Pompekliniek in 2002 de manier om de behandeling van klager vlot te trekken. Dwangmedicatie schept nieuwe behandelings- en resocialisatiemogelijkheden, waar de LAP geen rekening mee heeft kunnen houden.
Klager staat de dwangmedicatie onder protest toe. Het feit dat hij is bedreigd door een medebewoner wordt als excuus voor het toedienen van die medicatie gebruikt. Hij denkt de medicatie niet nodig te hebben. Tijdens zijn verblijf in de Meijerskliniek
was medicijngebruik voorwaarde voor verlof. Hij werkte toen bij Albert Heijn, maar moest daarmee stoppen omdat de inrichting het te gevaarlijk vond. Als dat niet was gebeurd, was er niets aan de hand geweest. Klager meent dat hij moet worden onderzocht
door het Pieter Baan Centrum. Het beroep moet dan ook gegrond worden verklaard. Enkele weken geleden heeft de Minister alsnog een beslissing tot plaatsing genomen. Hiertegen heeft klager beroep ingesteld.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 6 oktober 2005 heeft de Minister besloten klager te plaatsen in de longstay voorziening in het FPC Veldzicht op basis van eind augustus 2005 ontvangen aanvullende informatie van de Pompekliniek. Klager zal op korte termijn in Veldzicht geplaatst
worden. Uit het beroepschrift komt naar voren dat klager niet zozeer een beslissing tot plaatsing op een longstay afdeling wil afdwingen, maar het LAP-advies ter discussie wil stellen. De opdracht aan de LAP is er op gericht te onderzoeken of de
behandelaar in alle redelijkheid, dat wil zeggen met inachtneming van eisen die in professionele zin aan de indicatiestelling gesteld moeten worden, tot de longstay-indicatie heeft kunnen komen. De LAP meent dat de eindverantwoordelijke behandelaar in
redelijkheid tot deze conclusie heeft kunnen komen. Klager meent dat er ten aanzien van hem nog wel behandelmogelijkheden zijn. Wat betreft dit geschil dient klager zich tot zijn behandelaars te wenden. Klager is niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Als de beroepscommissie het beroep wel ontvankelijk acht, zal het ongegrond zijn. Het is onwenselijk om een plaatsingsbeslissing te nemen die gelet op het capaciteitstekort en de beperkte door- en uitstroom niet op korte termijn geëffectueerd kan
worden. Zorgvuldiger is het een plaatsingsbeslissing te nemen met daadwerkelijke plaatsing in zicht en op basis van alsdan verkregen actuele informatie. Om die reden is in de procedure daags voor de plaatsing een heroverweging toegevoegd. Alsdan kan
klager beroep tegen de plaatsingsbeslissing instellen.

a) De beoordeling
Vast staat dat de Minister ten tijde van het op 1 juni 2005 ingestelde beroep tegen het uitblijven van een beslissing tot plaatsing op een longstay afdeling bewust nog geen beslissing heeft genomen tot plaatsing van klager in een longstay voorziening,
hoewel de Pompekliniek klager al op 26 november 2002 heeft aangemeld voor een longstayplaatsing en het LAP op 27 juni 2003 heeft geadviseerd klager op een longstay afdeling te plaatsen.
Op grond van artikel 69, eerste lid, onder a, Bvt kan een ter beschikking gestelde beroep instellen tegen een plaatsingsbeslissing. Gelet op artikel 69, vierde lid juncto artikel 56, vijfde lid, Bvt wordt met een beslissing gelijk gesteld een weigering
om te beslissen. Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn geweigerd, indien niet binnen de wettelijke of, bij het onbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de
redelijke
termijn in voornoemd artikel 56, vijfde lid, Bvt overschreden. Door het uitblijven van een plaatsingsbeslissing vanwege capaciteitsproblemen, wordt klager een rechtsmiddel tegen een zeer ingrijpende beslissing onthouden terwijl, zoals door en namens
klager onweersproken wordt gesteld, feitelijk sinds eind 2002 een situatie is ontstaan waarin klager in de Pompekliniek niet meer wordt behandeld. Gelet op het vorenstaande is klager ontvankelijk in zijn beroep en is het beroep gegrond.
Nu de Minister inmiddels op 6 oktober 2005 heeft besloten klager te plaatsen op de longstayafdeling van het FPC Veldzicht te Balkbrug acht de beroepscommissie geen termen aanwezig aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Klager heeft op 19 oktober 2005 tegen de plaatsingsbeslissing van 6 oktober 2005 een nieuw beroepschrift ingediend. Hierop heeft de beroepscommissie op 3 maart 2006 met nummer 05/2574/TB uitspraak gedaan. Het beroep is hierbij ongegrond verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr.drs. T.A.M. Louwe en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 7 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven