Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0061/GA, 4 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/61/GA

betreft: [klager] datum: 4 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 december 2005 van de beklagcommissie bij de locatie Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord. De directeur van de locatie Haarlem heeft schriftelijk op het beroep gereageerd. Van hetgeen ter zitting van de
beroepscommissie naar voren is gebracht is verslag opgemaakt, welk verslag aan de directeur, met het verzoek om inhoudelijk te willen reageren op dat verslag, en aan klager, ter kennisname, is gezonden. De directeur heeft naar aanleiding van dat
verslag
een schriftelijke reactie aan de beroepscommissie gezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een horloge bij gelegenheid van een celinspectie van de meerpersoonscel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is in december 2004 in de inrichting gekomen. Hij is daar vanuit het politiebureau heengebracht. Daarbij zijn klagers bril en trouwring in een gesealde zak door de politie afgegeven bij het BAD. Voor de inhoud van die zak heeft klager een “eigen
risicoverklaring” getekend. Het horloge van klager zat niet in dat zakje. Klager had zijn horloge gewoon om zijn pols. Ten tijde van het voorval verbleef klager in een vierpersoonscel. De betreffende dag, 29 juli 2005, werd aan klager en zijn
medecelbewoners ’s-morgens gezegd dat zij naar de recreatiezaal moesten gaan. In de recreatiezaal werden klager en de medegedetineerden vervolgens gevisiteerd. Klager en zijn medegedetineerden kregen te horen dat zij ervan verdacht werden dat zij een
mobiele telefoon in hun cel hadden. Zij zijn vervolgens teruggebracht naar de meerpersoonscel. In die cel trof klager een chaos aan. Voor klager was duidelijk dat er een zoeking had plaats gevonden. Omdat het wel duidelijk was dat zij in
afzondering zouden worden geplaatst, zijn klager en zijn celgenoten vervolgens hun goederen gaan inpakken. Klager heeft daarbij een aantal voorwerpen, te weten aansluitkabels voor zijn televisie, cd’s en het onderhavige horloge, in een doosje gedaan.
Klager heeft die doos nog verstevigd met tape. Hij heeft de betreffende doos, toen hij naar de afzonderingscel werd gebracht, op zijn bed laten staan. Klager is vervolgens vanuit de afzonderingscel tijdelijk overgebracht naar een andere inrichting. Op
12 augustus 2005 keerde hij terug naar Haarlem. Op het einde van die dag mocht klager zijn spullen van zijn oude meerpersoonscel halen. Die cel had dus twee weken leeggestaan. Klager heeft toen zijn kleding en cd’s teruggevonden. In de cel lag alles
wederom overhoop. Klager had de indruk dat er nogmaals is gezocht. Tot heden heeft klager nooit enige schriftelijke bescheiden gezien met betrekking tot die celinspectie of doorzoeking. Het doosje met horloge, kabels en cd’s, dat eerder op klagers bed
had gestaan, was verdwenen. Klager wil graag zijn horloge terugkrijgen. Het betrof een horloge van het merk TAG-Heuer, was zilverkleurig met een blauwe wijzerplaat en een secondewijzer met een Mercedes-embleem. Het horloge was een huwelijkscadeau en
heeft een nieuwwaarde van ongeveer fl. 2.600,-. De directeur beroept zich bij de beklagcommissie op het registratiesysteem BAD 2000 en zegt dat alle ingevoerde goederen in dat systeem geregistreerd worden. Dat systeem was echter in december 2004, toen
klager in de inrichting arriveerde, nog niet ingevoerd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt tot tweemaal toe schriftelijk gehandhaafd.

3. De beoordeling
Als niet of onvoldoende weersproken staat het volgende vast. Klager had ten tijde van de celinspectie(s) een horloge in de inrichting voorhanden. Hij heeft het horloge in een doos gelegd en die doos op zijn bed geplaatst alvorens in afzondering te
worden geplaatst. Tenslotte bevond dit horloge, nadat aan klager de afzonderingsmaatregel ten uitvoer was gelegd, zich niet meer in die hiervoor genoemde doos. Dit leidt tot de conclusie dat namens de directeur onvoldoende zorgvuldig met dat aan klager
toebehorende horloge is omgegaan en dat de vermissing daarvan aan de directeur moet worden toegerekend. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het terzake ingestelde beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Genoemd ongemak bestond voor
klager uit de vermissing van een horloge dat voor hem naast materiële ook emotionele waarde heeft. Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming stelt de beroepscommissie voorop dat de tegemoetkoming niet is bedoeld als schadevergoeding, voor het
verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot
de civiele rechter.
De beroepscommissie acht in dit geval een tegemoetkoming van € 25,- op zijn plaats.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M. Boone en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven