Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2188/TR, 27 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2188/TR

betreft: [klager] datum: 27 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 30 juni 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. F.P. Holthuis, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. J.A.W. Knoester, en namens de Minister mevrouw
[...] en [...]. Klagers raadsman heeft na de zitting nog twee brieven van klager van 22 en 23 februari 2006 toegezonden. Deze brieven zijn ter kennisneming aan de Minister gezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist tot intrekking van de op 28 oktober 2003 afgegeven machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 20 mei 1998 opgenomen in FPC Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Op 28 oktober 2003 heeft de
Minister het hoofd van Veldzicht een machtiging verleend om klager onbegeleid verlof te verlenen en te plaatsen op de resocialisatiefdeling Loena. Klager is op 9 december 2003 op de afdeling Loena geplaatst. Op 22 december 2004 heeft het hoofd van
Veldzicht een aanvraag machtiging transmuraal verlof voor klager ingediend. Het hoofd van Veldzicht heeft bij advies van 24 maart 2005 aangegeven dat klagers tbs met twee jaar dient te worden verlengd vanwege de noodzaak om klagers resocialisatieproces
zorgvuldig te faseren in een langerdurend traject. In verband met de aanvraag om een machtiging transmuraal verlof heeft de Minister verzocht om een second opinion. Op 9 juni 2005 heeft de Minister, mede op aandringen van de Tweede Kamer, besloten dat
Veldzicht alle verloven tijdelijk zal opschorten en heroverwegen in verband met een aantal niet te voorziene onttrekkingen vanuit Veldzicht in april en juni 2005, waaruit een ernstige recidive is voortgevloeid. In de heroverweging van Veldzicht van 21
juni 2005 is aangegeven dat de verloven van klager in afwachting van de uitkomst van de door de Minister aangevraagde second opinion zijn opgeschort, dat op 17 juni 2005 bericht van de Minister is ontvangen dat de gevraagde machtiging transmuraal
verlof
niet wordt afgegeven, dat onduidelijk is of hiermee geen toestemming meer bestaat voor klagers verblijf op de Loena, en dat hernieuwd opstarten van verlof te zijner tijd opnieuw in het Divisie Staf Beraad (DSB) bediscussieerd moet worden. Bij
heroverweging van 23 en 30 juni 2005 heeft de Minister besloten dat het begeleid verlof van klager voortgezet kan worden, gelet op de op 2 mei 2005 uitgebrachte second opinion waarin is geconcludeerd dat aan klager alleen begeleide verloven zonder
overnachting zouden mogen worden toegestaan. Na een daartoe op 20 juli 2005 van Veldzicht ontvangen verzoek, heeft de Minister vervolgens op 22 juli 2005 de ten behoeve van klager afgegeven machtiging onbegeleid verlof ingetrokken. Het hoofd van
Veldzicht heeft klager op 22 juli 2005 daarover ingelicht en voorts die dag klagers onbegeleid verlof ingetrokken.

3. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat de verlofmachtiging onbegeleid verlof en klagers verlof ten onrechte op 21 respectievelijk 22 juli 2005 zijn ingetrokken. Feitelijk is het verlof al in juni 2005 ingetrokken, zonder dat daartoe een deugdelijke
beslissing is genomen en aan klager is uitgereikt. Blijkens een krantenartikel heeft Veldzicht aangegeven dat de Minister toen in de inrichting regeerde. Klager is op 15 juni 2005 als laatste teruggehaald naar Veldzicht en heeft wegens plaatsgebrek 14
dagen in een isoleercel moeten verblijven en is vervolgens op de longstayafdeling geplaatst. Thans overnacht hij op die afdeling, maar overdag draait hij mee op de afdeling Zuid. Er was sprake van paniekvoetbal, hetgeen niet kan rechtvaardigen dat
klager is afgenomen wat hij had bereikt. Klager praktiseerde al ruim vier jaar verlof, waarvan tweeëneenhalf jaar onbegeleid en verbleef ongeveer 19 maanden op de afdeling Loena. Hij was al heel ver met zijn resocialisatie. Van een niet naleven van de
verlofvoorwaarden dan wel een concrete aanwijzing dat er met klager iets mis was is geen sprake. Door de Minister is verwezen naar zaken die buiten klager zelf zijn te plaatsen, zoals het aantal onttrekkingen dat zich in korte tijd heeft voorgedaan.
Voorts is verwezen naar de heroverweging van de Minister in de verlofvergadering van 22 (lees: 23, BC) juni 2005, waarin is vastgesteld dat de aanbevelingen van de second opinion van 2 mei 2005 volkomen dienen te worden onderschreven en opgevolgd. Deze
second opinion is tot stand gekomen na bestudering van klagers dossier, waaronder de wettelijke aantekeningen, die volgens klager niet geheel juist zijn, en een onderhoud van rapporteur met klager van niet langer dan een half uur. Ook als dat anderhalf
uur moet zijn, zoals de betreffende rapporteur zelf heeft aangegeven, is dat nog aan de magere kant. Er zijn acht tbs-gestelden ten aanzien van wie een second opinion is aangevraagd. Vijf van hen zijn met het oog daarop in de Dr. Henri van der
Hoevenkliniek geplaatst en drie zijn bezocht door de rapporteur die ook klagers second opinion heeft uitgebracht. Van één tbs-gestelde weet klager dat deze vaker door die rapporteur is bezocht. Het is onjuist dat aan de ten aanzien van klager
opgestelde
second opinion meer waarde wordt gehecht dan aan de daarvoor gedane aanbevelingen vanuit Veldzicht, gezien de lange geschiedenis van klager en de omstandigheid dat de behandelaars zeer voorzichtig stappen hebben ondernomen ten aanzien van klagers
verlof. Ter zitting van 25 augustus 2005 van de rechtbank Amsterdam betreffende de verlenging van klagers tbs hebben de aan Veldzicht verbonden psycholoog [A] en zenuwarts [B] als deskundigen tegenstrijdige verklaringen afgelegd over klagers
behandelbaarheid, gedrag en toekomst. Deskundige [A] gaf aan dat Veldzicht de second opinion van 2 mei 2005 volgt en een somber beeld ziet, namelijk een longstayplaatsing als klagers gerichtheid op vrouwen niet met medicijnen zou kunnen worden
behandeld. Deskundige [B] met wie klager vele malen heeft gesproken, heeft daarentegen verklaard dat klager op seksueel gebied een normale man is, die het syndroom van Asperger heeft waarvoor hij nooit behandeld is, alsmede dat klagers tbs beëindigd
kan
worden. Klagers raadsman heeft op die zitting bezwaar gemaakt tegen de koerswijziging van Veldzicht op basis van genoemde second opinion, waarvan de kwaliteit moet worden betwist. Door de koerswijziging heeft klager ook geen begeleid verlof meer,
ondanks dat de Minister begeleid verlof wel toestaat zolang zijn gedrag in de gaten wordt gehouden. Degene die de second opinion heeft uitgebracht, is verbonden aan Veldzicht, omdat zij daar al jarenlang een cursus psychopathologie geeft. Klager vindt
dat deskundige [B] gelijk heeft en dat de opsteller van de second opinion ongelijk heeft. Hij wacht op het oordeel daarover van het Hof Arnhem, dat nog moet beslissen op het ingediende hoger beroep tegen de door de rechtbank uitgesproken verlenging van
zijn tbs. Klager gebruikt geen medicatie. Hij heeft die nooit eerder hoeven gebruiken.
Op het door klager tevens ingediende beklag tegen de verlofintrekking door het hoofd van Veldzicht is nog niet beslist.

In de nagezonden brieven van 22 en 23 februari 2006 heeft klager uitvoerig nader uitgelegd waarom de wettelijke aantekeningen en de mede op basis daarvan op 2 mei 2005 uitgebrachte second opinion naar zijn mening vele onjuistheden bevatten. Daardoor
zijn op onjuiste gronden zijn onbegeleid verlof en de verlofmachtiging ingetrokken, terwijl bovendien op grond van een nieuwe richtlijn bij een slechte second opinion de eerste twee jaren geen veranderingen mogelijk zijn, hetgeen betekent dat pas weer
in juni 2007 door Veldzicht een aanvraag om een verlofmachtiging kan worden ingediend.
Voorts is hij uitgebreider ingegaan op de tegenstrijdige verklaringen van de aan Veldzicht verbonden psycholoog [A] alsmede de zenuwarts [B], die hem drie jaar lang heeft behandeld. Klager kan onmogelijk begrijpen dat op basis van de onjuiste second
opinion zijn gehele toekomst teniet gedaan kan worden.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor de vertraging in de toezending van de reactie op het beroep en onderliggende stukken worden welgemeende excuses aangeboden.
Mede op aandringen van de Tweede Kamer werd op 9 juni 2005 besloten dat Veldzicht alle verloven tijdelijk zal opschorten en heroverwegen in verband met een aantal niet te voorziene onttrekkingen vanuit Veldzicht in april en juni 2005, waaruit een
ernstige recidive is voortgevloeid. Tegen de opschorting van verlof is beklag ingesteld, dat nog loopt. Uit de heroverweging van Veldzicht van 22 juni 2005 kwam naar voren dat onlangs een aanvraag voor een machtiging transmuraal verlof is afgewezen,
dat
begeleide en onbegeleide verloven waren opgeschort hangende een second opinion en pas zouden worden hervat nadat ze opnieuw in het Divisie Staf Beraad besproken zouden zijn. Bij heroverweging van 30 juni 2005 heeft de Minister per abuis alleen de
machtiging voor begeleid verlof betrokken en, onder verwijzing naar de op 2 mei 2005 uitgebrachte second opinion, geconcludeerd dat de machtiging voor begeleid verlof gehandhaafd kon worden, mits bij het praktiseren daarvan uitdrukkelijk rekening zou
worden gehouden met de kans op desperaat gedrag. Op 20 juli 2005 ontving de Minister een verzoek van Veldzicht om de machtiging onbegeleid verlof in te trekken. Aangezien de Minister juridisch geen mogelijkheid heeft tot opschorten van verloven, werd
besloten de machtiging onbegeleid verlof van klager in te trekken. Deze beslissing van 21 juli 2005 is op 22 juli 2005 door het hoofd van Veldzicht aan klager meegedeeld. Daarop heeft het hoofd van Veldzicht besloten klagers verlof in te trekken. Het
beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
De Bvt voorziet in de mogelijkheid van intrekking van verlof door het hoofd van de inrichting (artikel 50) en rechtsmiddelen daartegen (beklag ex artikel 56, tweede lid, aanhef en onder a, en beroep ex artikel 67). Blijkens artikel 69, eerste lid,
onder
c, Bvt staat voorts rechtstreeks beroep open tegen de beslissing van de Minister tot intrekking van een verlofmachtiging. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van opschorting van verlof door het hoofd van de inrichting of door de Minister of een
rechtsmiddel daartegen.

Klagers beroep is gericht tegen de beslissing van de Minister van 21 juli 2005 tot intrekking van de machtiging onbegeleid verlof, samenhangend met de beslissing van 9 juni 2005 tot opschorting en heroverweging van alle verloven van patiënten van
Veldzicht. Vast staat dat het hoofd van Veldzicht klager op 22 juli 2005 mededeling heeft gedaan van de beslissing van de Minister van 21 juli 2005 om na heroverweging de machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof aan klager in te trekken,
waarna
het hoofd van Veldzicht op 22 juli 2005 klagers onbegeleid verlof heeft ingetrokken.
Uit de interne heroverweging van Veldzicht komt naar voren dat klagers verloven al waren opgeschort in afwachting van de uitkomst van de door de Minister opgevraagde second opinion, maar gelet op klagers verklaring dat hij op 15 juni 2005 als laatste
patiënt van Veldzicht binnen de kliniek is geplaatst, moet worden aangenomen dat klagers onbegeleide verlof feitelijk is opgeschort door de beslissing van de Minister van 9 juni 2005 tot opschorting van alle verloven vanuit Veldzicht, welke beslissing
niet is gebaseerd op individuele omstandigheden van de betrokken tbs-gestelden die noopten tot intrekking van verlof, maar op ernstige recidive van tbs-gestelde [...] en de daardoor ontstane maatschappelijke onrust. De Minister verwijst hier ook naar
in
de intrekkingsbeslissing van 21 juli 2005. Hoewel voorstelbaar is dat laatstgenoemde omstandigheden de Minister aanleiding hebben gegeven om alle verloven van patiënten van Veldzicht te heroverwegen, is een met intrekking van de verloven gelijk te
stellen opschorting van alle verloven op die grond evenwel in strijd met de toen geldende wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, op zich zelf tevens onredelijk en onbillijk.
Zoals eerder door de beroepscommissie is overwogen dient een beslissing tot intrekking van een verlofmachtiging te zijn toegespitst op de bijzonderheden van het individuele geval en dient daarbij te worden betrokken hoe de verloven van de betrokken
tbs-gestelde tot dan toe waren verlopen (04/1242/TV d.d. 9 november 2004). Juist de wettelijke verankering van de gronden voor intrekking van verlof - hoe tijdelijk dit intrekken ook moge zijn - biedt een garantie tegen ongerechtvaardigde beperking van
herwonnen en grondwettelijk beschermde vrijheid, naar de mate van de voortgang van de behandeling. Zij biedt tevens houvast wanneer de waan van de dag dreigt te zegevieren en in willekeurige vrijheidsbeperking dreigt te ontaarden (04/2601/TA d.d. 3
januari 2005).

De ministeriële beslissing van 9 juni 2005 vormt in het licht van het vorenstaande op zich een inbreuk op klagers resocialisatie zonder dat hij daar zelf enige aanleiding toe heeft gegeven. In dit geval kan dit evenwel niet tot gegrondverklaring van
het
beroep leiden, nu niet kan worden geoordeeld dat klager daardoor ernstig in zijn resocialisatiebelang is geschaad. Vast staat immers dat de heroverweging die heeft geleid tot de formele beslissing van de Minister tot intrekking van de machtiging
onbegeleid verlof is gebaseerd op de second opinion van 2 mei 2005, die uitsluitend in het kader van de beoordeling door de Minister van de aanvraag van 22 december 2004 om een machtiging tot het verlenen van transmuraal verlof aan klager is
uitgebracht
en dus - in tegenstelling tot andere aanvragen om een second opinion te aanzien van verlofverlening aan tbs-patiënten van Veldzicht - niet is opgevraagd in het kader van de beslissing van de Minister van 9 juni 2005 om alle verloven van Veldzicht naar
aanleiding van niet te voorziene onttrekkingen en een ernstige recidive in juni 2005 op te schorten en te heroverwegen.
De Minister heeft naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen komen tot de beslissing de ten behoeve van klager afgegeven machtiging onbegeleid verlof in te trekken op basis van het daartoe strekkende verzoek van Veldzicht naar
aanleiding van de op 2 mei 2005 uitgebrachte second opinion. De beroepscommissie acht de desbetreffende rapportage van de forensisch psychiater [C] voldoende betrouwbaar, mede nu zij haar visie heeft besproken met mevrouw [...], medeopsteller van het
verzoek om een second opinion en [E]., eindverantwoordelijk psychiater van Veldzicht.

De Bvt kent geen mededelingsplicht ten aanzien van een beslissing van de Minister tot intrekking van een machtiging tot het verlenen van (proef)verlof. Vanuit rechtspositioneel oogpunt acht de beroepscommissie het van belang dat de Minister een zo
ingrijpende beslissing als het intrekken van een verlofmachtiging tijdig neemt. Waar in dit geval het onbegeleid verlof van klager feitelijk al in juni 2005 is ingetrokken, de Minister per abuis niet reeds bij de heroverweging op 30 juni 2005, maar pas
op 21 juli 2005 een beslissing heeft genomen ten aanzien van de machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof, kan niet worden gesproken van een tijdig genomen beslissing.
Mitsdien is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing van de Minister op formele grond te worden vernietigd. Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming
vaststellen op € 50,= .

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing tot intrekking van de machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof materieel niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder b van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt bepalen dat haar uitspraak
met betrekking tot de plaatsing van klager in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak omtrent de intrekking van de ten behoeve van klager verleende machtiging tot het verlenen van onbegeleid verlof in
de
plaats treedt van die beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven