Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1610/TR, 27 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1610/TR

betreft: [klager] datum: 27 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 30 juni 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. E. van der Meer, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. H. Anker, en namens de Minister, [...] en
[...].
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist tot intrekking van de op 31 maart 2005 afgegeven machtiging tot het verlenen van begeleid verlof.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak geplaatst in een inrichting voor buitengewone behandeling. Deze maatregel is tenuitvoergelegd in Hoeve Boschoord. Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 3 november 1992 is
klager ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Ook deze maatregel is aanvankelijk tenuitvoergelegd in Hoeve Boschoord. Klager heeft van 3 november 1997 tot 1 juli 1998 een opgelegde gevangenisstraf van een jaar
ondergaan in een penitentiaire inrichting wegens verkrachting van een maatschappelijk medewerkster van Hoeve Boschoord. Na een daarop volgend verblijf als passant ter herselectie, is klager op 19 september 2000 opgenomen in FPC Veldzicht te Balkbrug
(hierna: Veldzicht). Sinds medio 2002 is besloten een traject tot klagers plaatsing op een longstayafdeling in te zetten. Het hoofd van Veldzicht heeft op 8 maart 2005 een aanvraag voor een machtiging voor het verlenen van begeleid verlof ingediend, in
afwachting van klagers plaatsing op een longstayafdeling, met het doel om klager ter verhoging van de kwaliteit van leven begeleid dorpsverlof te verlenen. Op 31 maart 2005 heeft de Minister het hoofd van Veldzicht een machtiging verleend om klager
vanwege de lange wachttijd voor een longstayplaatsing begeleid verlof te verlenen.
Op 9 juni 2005 heeft de Minister, mede op aandringen van de Tweede Kamer, besloten dat Veldzicht alle verloven tijdelijk zal opschorten en heroverwegen in verband met een aantal niet te voorziene onttrekkingen vanuit Veldzicht in april en juni 2005,
waaruit een ernstige recidive is voortgevloeid. In de heroverweging van Veldzicht van 21 juni 2005 is geadviseerd het begeleid verlof van klager voort te zetten uit humanitaire overwegingen en onder strikte voorwaarden. Bij heroverweging van 30 juni
2005 heeft de Minister besloten tot intrekking van de ten behoeve van klager afgegeven machtiging tot het verlenen van begeleid verlof.

3. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat klagers begeleide verlof om onbegrijpelijke redenen is ingetrokken. Na uitvoerige voorbereiding is een machtiging voor het verlenen van bijzonder verlof aangevraagd en verkregen om het lange wachten op een
longstayplaatsing te verzachten, waarbij voorwaarden aan verlofverlening zijn gesteld en ook contact met slachtofferhulp heeft plaatsgevonden. Dit verlof was voor klager een krent in de pap om het wachten dragelijk te houden. Plotseling is klagers
verlof ingetrokken vanwege een incident in juni 2005, waarbij een andere tbs-gestelde was betrokken. Ook de ten aanzien van klager afgegeven verlofmachtiging is ingetrokken, oook al had Veldzicht in de interne overweging geadviseerd tot voortzetting
van
klagers verlof. Er was in klagers persoonlijke situatie niets veranderd. De beslissing van de Minister is derhalve onvoldoende gemotiveerd. In het in juli 2005 ingediende beroep is verzocht die beslissing te vernietigen. De afgegeven machtiging was
geldig voor een jaar. Klager komt een compensatie toe voor het missen van zijn begeleide verloven vanaf juni 2005. Klager verblijft inmiddels sinds 14 november 2005 naar tevredenheid op de longstayafdeling van Veldzicht. Op die afdeling wordt bekeken
of
klager in aanmerking komt voor begeleid verlof, waartoe een nieuwe risicotaxatie dient plaats te vinden.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor de vertraging in de toezending van de reactie op het beroep en onderliggende stukken worden welgemeende excuses aangeboden.
Mede op aandringen van de Tweede Kamer werd op 9 juni 2005 besloten dat Veldzicht alle verloven tijdelijk zal opschorten en heroverwegen in verband met een aantal niet te voorziene onttrekkingen vanuit Veldzicht in april en juni 2005, waaruit een
ernstige recidive is voortgevloeid. In de heroverweging van Veldzicht van 21 juni 2005 wordt voorgesteld het begeleid verlof van klager uit humanitaire overwegingen voort te zetten onder de strikte voorwaarden dat hij libidoremmende medicatie gebruikt
en wordt begeleid door twee voor klager bekende begeleiders, in het bezit van een mobiele telefoon. Bij heroverweging van 30 juni 2005 heeft de Minister vastgesteld dat klager slechts enigszins stabiel functioneert als zijn omgeving duidelijk
gestructureerd is; dat begeleid verlof onwenselijk is nu klager in afwachting van zijn longstayplaatsing is, hetgeen een spanningsvolle situatie vormt; dat klager mogelijk onvoorspelbaar is en een historie van wegloopgedrag heeft en dat onduidelijk is
of de huidige medicatie adequaat is. Aangezien de Minister juridisch geen mogelijkheid heeft tot opschorten van verloven, werd besloten de machtiging begeleid verlof van klager in te trekken. In de heroverweging van de Minister en de daaropvolgende
beslissing is impliciet meegenomen dat volgens het huidige longstaybeleidskader hangende de longstayprocedure geen nieuwe verlofmachtigingen worden afgegeven. Klagers verlofmachtiging is ingetrokken tot aan zijn plaatsing op de longstayafdeling van
Veldzicht. Na klagers plaatsing staat het Veldzicht vrij een nieuwe verlofmachtiging aan te vragen.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
De Bvt voorziet in de mogelijkheid van intrekking van verlof door het hoofd van de inrichting (artikel 50) en rechtsmiddelen daartegen (beklag ex artikel 56, tweede lid, aanhef en onder a, en beroep ex artikel 67). Blijkens artikel 69, eerste lid,
onder
c, Bvt staat voorts rechtstreeks beroep open tegen de beslissing van de Minister tot intrekking van een verlofmachtiging. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van opschorting van verlof door het hoofd van de inrichting of door de Minister of een
rechtsmiddel daartegen.

Klagers beroep is gericht tegen de beslissing van de Minister tot intrekking van de machtiging begeleid verlof, samenhangend met de beslissing van 9 juni 2005 tot opschorting en heroverweging van alle verloven van patiënten van Veldzicht.
Vast staat dat het hoofd van Veldzicht de beslissing van de Minister van 30 juni 2005 om na heroverweging de machtiging tot het verlenen van begeleid verlof aan klager in te trekken op 8 juli 2005 aan klager heeft uitgereikt en op die dag tevens
klagers
begeleid verlof zal hebben ingetrokken. Voorts staat vast dat klagers begeleide verlof feitelijk al in juni 2005 door de Minister is opgeschort. Blijkens de inlichtingen van de Minister is op 9 juni 2005 besloten alle verloven van Veldzicht op te
schorten en te heroverwegen, in het kader waarvan alle patiënten van Veldzicht met verlof, onder wie klager, geen verder verlof is verleend. De beroepscommissie is van oordeel dat de bedoelde opschorting reeds een beperking van vrijheid inhoudt die
voor
klager hetzelfde effect heeft als intrekking van begeleid verlof; een ander standpunt heeft als consequentie dat naar hun onmiddellijke en praktische effect identieke beslissingen voor het beklag- en beroepsrecht verschillend zouden moeten worden
behandeld, hetgeen met het oog op de door de Bvt beoogde rechtsbescherming van de ter beschikking gestelde onaanvaardbaar is. Hoewel de wet niet voorziet in de mogelijkheid van opschorting van verlof, is de beslissing van de Minister van 9 juni 2005
tot
opschorting van begeleid verlof naar het oordeel van de beroepscommissie derhalve vatbaar voor beroep.

Volgens de op 9 juni 2005 geldende wet- en regelgeving kon het verlof van een tbs-gestelde worden ingetrokken op gronden die uitsluitend betrekking hebben op de individuele persoon van de betrokken tbs-gestelde. De ministeriële beslissing van 9 juni
2005 tot opschorting van alle verloven vanuit Veldzicht is niet gebaseerd op individuele omstandigheden van de betrokken tbs-gestelden die noopten tot intrekking van verlof, maar op ernstige recidive van tbs-gestelde [...] en de daardoor ontstane
maatschappelijke onrust. Hoewel voorstelbaar is dat laatstgenoemde omstandigheden de Minister aanleiding hebben gegeven om alle verloven van patiënten van Veldzicht te heroverwegen, is een met intrekking van de verloven gelijk te stellen opschorting
van
alle verloven op die grond evenwel in strijd met de toen geldende wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, tevens op zich zelf onredelijk en onbillijk.
Zoals eerder door de beroepscommissie is overwogen dient een beslissing tot intrekking van een verlofmachtiging te zijn toegespitst op de bijzonderheden van het individuele geval en dient daarbij te worden betrokken hoe de verloven van de betrokken
tbs-gestelde tot dan toe waren verlopen (04/1242/TV d.d. 9 november 2004). In klagers geval is naar aanleiding van het incident in juni 2005 de afgifte van de verlofmachtiging heroverwogen, zonder dat is gekeken hoe de verloven tot dan toe waren
verlopen. Dit klemt te meer, waar aan klager uit humanitaire overwegingen onder strikte voorwaarden begeleid verlof was verleend, met inachtneming van het door het ministerie opgestelde toetsingskader verlof tbs-gestelden van 1 september 2004, en de
aangepaste versie van dat toetsingskader van 7 april 2005. De omstandigheid dat de Minister in het beleidskader longstay van augustus 2005 heeft opgenomen dat hangende de longstayprocedure geen nieuwe verlofmachtigingen worden afgegeven kan daaraan
niet
afdoen.

De beroepscommissie overweegt voorts dat de reactie van de Minister op het onderhavige beroep en de toezending van relevante stukken ondanks de rappellen vanuit het secretariaat van de beroepscommissie onaanvaardbaar lang op zich heeft laten wachten.
Dit geldt te meer waar klager een korte wettelijke beroepstermijn heeft en er voor hem grote belangen op het spel staan. Door deze handelwijze van de Minister is de rechtsgang ernstig vertraagd.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Klager is ernstig getroffen in zijn belangen, nu zijn begeleid verlof feitelijk al in juni 2005 is ingetrokken, waarbij komt dat de beroepsprocedure onaanvaardbaar lang heeft geduurd. De gevolgen daarvan zijn niet meer ongedaan te maken. Daarvoor dient
klager een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie stelt deze vast op een bedrag van € 200,= .

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 200,= .

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven