nummer: 05/2853/TA
betreft: [klager] datum: 26 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 16 november 2005 van de beklagcommissie bij de FPI Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [].
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft onderzoek van klagers inbeslaggenomen mobiele telefoon en de weigering van het hoofd van de inrichting om deze telefoon uit te mogen voeren.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is van mening dat zijn klacht onterecht niet-ontvankelijk is verklaard door de beklagcommissie, aangezien hij wel tijdig beklag had ingesteld. Op
27
oktober 2005 is klager pas medegedeeld dat een onderzoek gaande was naar zijn mobiele telefoon en hij is toen in beklag gegaan. Het klaagschrift is gericht tegen het onderzoek naar gegevens op zijn mobiele telefoon en niet tegen de inbeslagname.
Volgens
klager is de inrichting niet bevoegd de gegevens van zijn mobiele telefoon uit te lezen, daarvoor is een bevel van de officier van justitie nodig. Onderzoek van gegevens op zijn mobiele telefoon is een ernstige inbreuk op zijn privacy en die van de
vorige eigenaar van deze telefoon. Ook indien de inrichting alleen het geheugen van de mobiele telefoon bekijkt had dat schriftelijk aan klager moeten worden medegedeeld. Klager had in verband met zijn eigen zaak contact met de pers en heeft toen
vernomen dat dossiers van de inrichting zijn ontvreemd. Volgens klager heeft zijn mobiele telefoon daar niets mee te maken. Klager heeft deze telefoon van een medeverpleegde gekocht voor € 300,= in de periode dat op last van de Minister alle
telefonische contacten verboden waren, ook die met zijn raadsman. Klager kan met zijn mobiele telefoon bellen en sms-en. Klager wil het toestel uitvoeren, omdat zijn beltegoed anders verloopt.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De mobiele telefoon is inbeslaggenomen, omdat het bezit daarvan verboden is in de inrichting. Vorig jaar is, naar aanleiding van
een ontsnapping van verpleegde [A], informatie aan de pers doorgespeeld over verpleegden uit de inrichting. In overleg met het ministerie is een onderzoek gestart door het bureau Veiligheid en Integriteit om te bezien of klager betrokken was bij het
lekken naar de pers. In dit onderzoek ging het om de vraag met wie klager getelefoneerd en /of ge-sms’t had. Derhalve is alleen het geheugen van de mobiele telefoon bekeken. Daar is de inrichting in het kader van de orde en veiligheid toe bevoegd. Dit
onderzoek is afgerond. Tot nu toe is er nog geen aanleiding geweest om een aanvraag te doen aan de officier van justitie voor het verder uitlezen van de gegevens van klagers mobiele telefoon. Tegen klager is geen aangifte gedaan. Er loopt geen
strafrechtelijk onderzoek. Op de afdeling is nog een mobiele telefoon gevonden. Er is nu een Rijksrechercheonderzoek gaande. Nog niet bekend is hoelang dit onderzoek nog duurt. Klagers mobiele telefoon ligt in een kluis in de inrichting op verzoek van
de recherche in verband met een breed politieonderzoek. Er speelt een aantal zaken waarover geen verdere mededeling gedaan kan worden. Hangende het onderzoek zal de telefoon niet terug worden gegeven. Klager krijgt van de inbeslagname nog een
ontvangstbewijs. Dit was niet de eerste keer dat bij klager een mobiele telefoon is gevonden. Verpleegden kunnen naar de pers bellen, in kader van orde en veiligheid kan het soms noodzakelijk zijn om bij bepaalde verpleegden begeleid telefonisch
contact
op te leggen.
3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft klagers klacht opgevat als gericht tegen de inbeslagname en niet-ontvankelijk verklaard, omdat het klaagschrift te laat is ingediend zonder dat daartoe een verschoonbare reden is aangevoerd. Het klaagschrift is niet gericht
tegen de beslissing tot inbeslagname van klagers mobiele telefoon op 16 oktober 2005.
Uit het klaagschrift van 27 oktober 2005 blijkt dat de klacht betrekking heeft op het onderzoek naar de gegevens van klagers mobiele telefoon en het niet mogen uitvoeren van dit toestel. Op 27 oktober 2005 is klager medegedeeld dat een onderzoek gaande
was en dat hij zijn mobiele telefoon niet mocht uitvoeren. Klager heeft tijdig beklag ingesteld en derhalve dient klager alsnog ontvankelijk in zijn klacht te worden verklaard.
De beroepscommissie zal thans doen hetgeen de beklagcommissie had behoren te doen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat klagers mobiele telefoon niet, zoals artikel 23, vierde lid, Bvt voorschrijft aan een opsporingsambtenaar ter hand is gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing
van strafbare feiten. Wel heeft er in opdracht van het Ministerie van Justitie door een extern bureau een onderzoek plaatsgevonden naar de telefoongegevens en wordt thans de mobiele telefoon op verzoek van de rijksrecherche in verband met een breed
politieonderzoek naar een aantal zaken in de inrichting in een kluis in de inrichting in bewaring gehouden.
In gevolge artikel 4.3 van de Huisregels van de inrichting is het een verpleegde niet toegestaan communicatieapparatuur onder zijn berusting te houden. Nu bij het onderzoek van de kamer van klager een mobiele telefoon is aangetroffen is het hoofd van
de
inrichting bevoegd deze, met toepassing van de artikelen 44, tweede lid, in verbinding met 23, vierde lid, Bvt in beslag te nemen. Ingevolge zojuist genoemd artikel draagt het hoofd van de inrichting zorg dat deze voorwerpen, voor zover hier van
belang,
hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve de verpleegde worden bewaard, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
Nu klager geen bewijs van ontvangst van het inbewaring nemen en houden van zijn mobiele telefoon heeft ontvangen en de mobiele telefoon ook niet aan een opsporingsambtenaar ter hand is gesteld is niet voldaan aan de voorschriften van artikel 23, vierde
lid Bvt. De beroepscommissie zal het beroep derhalve op formele grond gegrond verklaren.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan klager vanwege de formele gegrondverklaring van het beroep een tegemoetkoming toe te kennen.
De beslissing van het hoofd van de inrichting om uitvoer van klagers inbeslaggenomen mobiele telefoon niet toe te staan in verband met in het kader van de orde en veiligheid in de inrichting te verrichten onderzoek is niet in strijd met de wet en kan
evenmin onredelijk of onbillijk worden geacht. De mobiele telefoon wordt thans op verzoek van de rijksrecherche nog in bewaring gehouden in de inrichting in verband met een lopend breed politieonderzoek naar een aantal zaken in de inrichting, zodat
uitvoer nog niet toegestaan kan worden. Gelet op de verantwoordelijkheid van het hoofd van de inrichting voor de orde en veiligheid in de inrichting moet het mogelijk zijn om onderzoek te laten verrichten met betrekking tot aangetroffen, niet
toegestane
goederen in een periode van gebleken medialekken. Het ten aanzien van klagers mobiele telefoon verrichte onderzoek heeft zich volgens verklaring namens het hoofd van de inrichting uitsluitend gericht op eventuele betrokkenheid van klager bij die
medialekken en is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie door een extern bureau. Het onderzoek is daarna met voldoende externe waarborgen omkleed. In het licht van het vorenstaande is de eventuele schending van klagers privacy
gerechtvaardigd te achten.
De beroepscommissie zal klagers beroep inhoudelijk ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag. Zij verklaart het beklag formeel gegrond en voor het overige ongegrond.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan klager vanwege de gegrondverklaring van het beroep een tegemoetkoming toe te kennen.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 26 april 2006
secretaris voorzitter