Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2902/JA, 24 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2902/JA

betreft: [klager] datum: 24 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim, hierna de inrichting,

gericht tegen een uitspraak d.d. 15 november 2005 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting op het beklag van [...], geboren op [1988], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Op de zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2006, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn de directeur van de j.j.i. Teylingereind en klager niet verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om klager direct na zijn verzoek daartoe een beklagformulier te verstrekken.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft ruimschoots op tijd, namelijk binnen 24 uur, een beklagformulier ontvangen. Met de commissie van toezicht is overeengekomen dat het binnen de visie van Teylingereind past en dat het bij opvoeden hoort dat jongeren leren om conflicten en
problemen op te lossen door erover te praten met de betrokkenen. De jongeren worden op hun klachtrecht gewezen, maar daarnaast wordt geleerd dat het goed is om de klacht eerst met de groepsleider/mentor te bespreken en als dat niet tot een oplossing
leidt een gesprek aan te vragen met de unitleider of de maandcommissaris. Op de groepen hangt een pamflet met deze strekking.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager is een disciplinaire straf van uitsluiting van activiteiten opgelegd. De directeur heeft aangevoerd dat, omdat de jongeren wordt geleerd om hun conflicten en problemen op te lossen door erover te praten met betrokkenen, het goed is dat eerst met
de groepsleider/mentor wordt gesproken en als dat niet tot een oplossing leidt dat een gesprek kan worden aangegaan met de unitleider of de maandcommissaris. Vast is komen staan dat klager geweigerd heeft om een gesprek aan te gaan en terstond om een
beklagformulier heeft verzocht. Klager heeft gesteld dat hij daarna nog tweemaal om een beklagformulier heeft verzocht en dit pas de volgende dag heeft gekregen.
Uit de Memorie van toelichting wetsvoorstel Bjj onderdeel 20 volgt dat het beklagrecht zijn waarde zal bewijzen indien voor de betrokkene wezenlijke en niet op andere wijze oplosbare kwesties aan de orde worden gesteld. Het uitgangspunt dient te zijn
dat in een inrichting zaken zo snel mogelijk en op een zo laag mogelijk niveau worden afgedaan. Van jeugdigen mag worden verwacht dat zij geschillen trachten op te lossen op het niveau van de afdeling. Een bemiddelende rol kan hierbij de
maandcommissaris vervullen.
De beroepscommissie is van oordeel dat vanuit pedagogisch oogpunt aan de uitreiking van een beklagformulier een gesprek met een medewerker kan worden verbonden ten behoeve van een mogelijke snellere en meer adequate oplossing van de zaak waarover de
jeugdige beklag wil doen. Dit neemt echter niet weg dat een jeugdige, die om een beklagformulier verzoekt, zo spoedig mogelijk een beklagformulier uitgereikt dient te krijgen (01/2190/JA d.d. 28 februari 2002). De beroepscommissie is van oordeel dat,
nu
klager tot driemaal toe om een beklagformulier verzocht heeft en desondanks het beklagformulier pas de volgende dag aan hem is uitgereikt, het beroep van de directeur ongegrond is. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging
van
de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. R. van de Water en prof. dr. I. Weijers, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven