nummer: 06/191/GM
betreft: [klager] datum: 31 maart 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 december 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
De beroepscommissie hield zitting op 3 maart 2006 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Klager, zijn raadsman mr. E.R. Weening en de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis De IJssel, hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 oktober en 20 november 2005, betreffen:
a. het niet krijgen van fruit;
b. het niet tijdig verstrekt krijgen van de juiste naalden.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht.
De medisch adviseur geeft een advies voor een medische indicatie voor dagelijks fruit voor de toekomst. Klager meent dat dit advies zich ook tot het verleden had moeten uitstrekken zodat hij de gemaakte kosten voor het zelf aanschaffen van fruit in de
periode van 1 oktober 2005 tot heden vergoed had kunnen krijgen. Overigens krijgt klager tot op heden nog steeds geen fruit.
De medische verzorging schiet tekort, doordat de medische dienst nalatig is in het tijdig bestellen en tijdig voorradig hebben van lancetten en naalden.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Ten aanzien van het niet verstrekken van fruit geeft het hoofd van de medische dienst aan dat klager aanvankelijk geen fruit kreeg maar dat hem dit na het advies van de medisch adviseur dagelijks verstrekt wordt op kosten van de inrichting. In de
nadere
toelichting is hieraan nog toegevoegd dat het verstrekken van dagelijks fruit aan klager onmiddellijk is geregeld. Navraag bij de uitgifte keuken leert dat klager iedere dag fruit verstrekt wordt.
Het niet verstrekt krijgen van naalden is opgelost, dit was het gevolg van miscommunicatie tussen de arts en de apotheek. Klager heeft desondanks zijn spullen tijdig gekregen. In een nadere toelichting is hieraan nog toegevoegd dat indien klager via
een
sprekersbriefje aangeeft nieuw materiaal nodig te hebben, het ongeveer drie werkdagen duurt voordat het geleverd wordt door de apotheek.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie dat klager verantwoordelijk is voor het eten van -voor zijn diabetes- verantwoorde voeding. Een medische noodzaak om iedere dag een stuk fruit te eten is niet aanwezig. Het drie maal in de week
eten van een stuk fruit is afdoende. Voor zover door de medisch adviseur wordt aangegeven dat het wenselijk zou zijn dat klager iedere dag een stuk fruit zou eten, wordt opgemerkt dat het niettemin de verantwoordelijkheid van klager is hier zelf voor
te
zorgen. Er is bovendien geen aanleiding aan te nemen dat de verstrekking in die frequentie geheel voor rekening van de inrichting zou moeten komen. Klager dient hier zelf zorg voor te dragen, bijvoorbeeld door aanschaf in de winkel. De beroepscommissie
is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts dienaangaande niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep ten aanzien van onderdeel a. zal
derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel b. wordt overwogen dat aannemelijk is geworden dat klager na een daartoe ingediend verzoek op 13 november 2005, reeds op 16 november 2005 onder meer de door hem gevraagde lancetten ontving. Naalden waar hij ook om verzocht zou
hebben zaten er echter niet bij. Op 17 november 2005 gaf de verpleegkundige desgevraagd aan dat deze bij de apotheek niet voorradig waren en alsnog op 18 november 2005 geleverd zouden worden. Op 19 november 2005 bleek er niet geleverd te zijn waar
klager om had verzocht. Namens de inrichtingsarts is aangegeven dat een en ander te wijten zou zijn geweest aan miscommunicatie tussen de medische dienst en de apotheek. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de
medische dienst onzorgvuldig is geweest. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor een tegemoetkoming aan klager.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 31 maart 2006
secretaris voorzitter