nummer: 05/2863/JA
betreft: [klager] datum: 24 april 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim, hierna de inrichting,
gericht tegen een uitspraak d.d. 15 november 2005 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting op het beklag van [...], geboren op [1986], verder te noemen klager,.
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Op de zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2006, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn de directeur van de j.j.i. Teylingereind en klager niet verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voorzover in beroep van belang
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan activiteiten, in casu de avondrecreatie, voor de duur van zeven uur, verspreid over twee opeenvolgende avonden.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is naar zijn kamer gestuurd, omdat hij de groepsleiding had uitgescholden en gedreigd had om een stoel te gooien. De bedoeling van de
groepsleiding, in het verlengde van het pedagogisch beleid van de inrichting, is dan om te trachten binnen een uur met de jongere in gesprek te komen over het incident en vervolgens, als de situatie het toelaat, de jongere weer in de groep toe te
laten.
Klager weigerde om over het incident te praten, waarmee hij een terugkeer naar de groep op dat moment niet mogelijk maakte. Vervolgens is hij voor het incident bestraft met het intrekken van tweemaal de avondrecreatie, hetgeen betekent dat hij twee
avonden na het rustuur op zijn kamer moest blijven. Voor dit incident heeft hij in totaal zeven uur op kamer gezeten. De inrichting hanteert deze sanctie vaak liever dan bijvoorbeeld de in de inrichtingen veelal gebruikte straf van 24 uur op kamer,
omdat de inrichting het overdag naar school gaan belangrijk vindt. Bestreden wordt dat klager tweemaal is bestraft. Hij is vanwege het schelden en dreigen naar kamer gestuurd. Omdat klager weigerde om op het incident terug te komen en er niet over
wilde
praten is het incident afgedaan met een disciplinaire straf van zeven uur, verspreid over twee avonden.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager heeft de groepsleiding uitgescholden en gedreigd om met een stoel te gooien. Hem is een kortdurende ordemaatregel, een zogenaamde time-out opgelegd, welke onderdeel van het beklag in beroep thans niet aan de orde is, en hij is conform het in de
inrichting gehanteerde pedagogische beleid uitgenodigd om over het incident te spreken. Omdat klager weigerde om over het incident te praten is hem niet toegestaan om terug te keren in de groep en is hem de onderhavige disciplinaire straf opgelegd.
Uit artikel 55, eerste lid, aanhef en onder c., Bjj juncto artikel 54, eerste lid, Bjj volgt dat de directeur een jeugdige van zestien jaar en ouder ten hoogste zeven dagen mag uitsluiten van deelname aan een bepaalde activiteit wegens het begaan van
feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Uit artikel 55, derde lid, Bjj volgt dat de directeur voor feiten als vermeld in artikel 54, eerste lid,
Bjj meer dan één straf kan opleggen mits deze voor jeugdigen van zestien jaar en ouder niet langer duren dan zeven dagen. Bij klager is geen sprake van een dubbele bestraffing, maar sprake van oplegging van een ordemaatregel welke is gevolgd door
oplegging van een disciplinaire straf en zelfs al zou er wel sprake zijn geweest van een dubbele bestraffing dan is voldaan aan voorvermeld wettelijk strafmaximum.
De beroepscommissie is van oordeel is dat de beslissing om klager, terzake van het uitschelden van de groepsleiding en het dreigen om met een stoel te gooien, de betreffende disciplinaire straf op te leggen niet als onredelijk of onbillijk of
disproportioneel kan worden aangemerkt. Zij verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. R. van de Water en prof. dr. I. Weijers, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 april 2006
secretaris voorzitter