Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0301/GB, 31 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/0301/GB

Betreft: [klager] datum: 31 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 januari 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen en het bezwaarschrift tegen de afwijzende beslissing ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 september 2001 gedetineerd. Sinds 17 januari 2005 verblijft hij in de gevangenis Alphen aan den Rijn, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot deelname aan een p.p. als volgt toegelicht.
Klager is weliswaar niet met algemeen verlof geweest, maar hij heeft wel twee keer gebruik kunnen maken van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, waarvan één keer begeleid en één keer onbegeleid naar de reclassering. Daarnaast maakt de
reclassering een aanvullende rapportage, waarbij de aanbeveling zal zijn dat klager een behandeling zal accepteren bij het DOK of De Waag. Dit alles moet voldoende vangnet zijn om te veronderstellen dat klager daadwerkelijk zal proberen zijn leven op
de
goede rails te zetten.
Klager dacht dat De Waag voor drugsverslaafden en zedendelinquenten was. Door deze misvatting werd klager niet gemotiveerd geacht om aan zijn agressie te werken. Deelname aan de Goldsteintraining werd hem om die reden geweigerd. Inmiddels mag klager
door zijn goede gedrag en na uitleg van zijn misvatting deelnemen aan de Goldsteintraining.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft op 16 december 2005 het voorstel tot selectie voor deelname aan een penitentiair programma afgewezen. De officier van justitie heeft negatief geadviseerd in verband met collusiegevaar met betrekking tot het slachtoffer. De
reclassering geeft in de rapportage aan dat klager een lange geschiedenis heeft van justitiecontacten en dat deze als een rode draad door zijn leven lopen. Daarnaast wordt aangegeven dat klager wel beseft dat hij door het plegen van zijn delict mensen
pijn heeft gedaan, maar benoemt daarbij zijn familie, niet de slachtoffers. Tot slot geeft de reclassering aan dat klagers agressiviteit een risicoverhogende factor is waardoor hij buiten eerder in de problemen kan komen.
Gedurende zijn detentie heeft klager een aantal rapporten gehad, die te maken hebben met het bedreigen van personeel en een agressieve houding ten opzichte van het personeel. Het laatste jaar zijn er geen rapporten meer geweest.
Het adviesrapport van de reclassering geeft dus verschillende probleemgebieden aan, maar in de uitwerking van het p.p. geven zij aan dat het p.p. alleen zal bestaan uit arbeid. Aan agressief gedrag of recidivegevaar wordt voorbijgegaan, waarop de
selectiefunctionaris het bezwaarschrift heeft afgewezen. Een op de persoon van klager toegesneden programma is er nog niet. De psycholoog van de inrichting heeft op 4 januari 2006 een e-mail verstuurd waarin staat dat klager een
persoonlijkheidsconstructie heeft waardoor er contra-indicaties zijn voor het volgen van behandeling bij De Waag, KPO, agressietrainingen en een Goldsteintraining. In tegenstelling tot hetgeen namens klager is aangevoerd, heeft klager geen verlof
genoten en hiervoor ook geen aanvraag gedaan. De selectiefunctionaris staat open voor een op de persoon van klager toegesneden programma, waarbij aandacht is voor agressiebeheersing en recidivegevaar.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De selectiefunctionaris heeft zijn afwijzende beslissing op het verzoek tot deelname aan een penitentiair programma gebaseerd op het negatieve advies van de officier van justitie en het ontbreken van een plan van aanpak ten aanzien van klagers
agressie en recidive. De adviezen van zowel de inrichting als de reclassering ten aanzien van deelname aan het penitentiair programma zijn daarentegen positief.
De beroepscommissie neemt het volgende in overweging. De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager is 19 januari 2007. Hieruit volgt dat het strafrestant van klager negen maanden bedraagt. Daar komt bij dat het advies van de officier van
justitie dateert van 21 augustus 2005. De reclassering heeft inmiddels in haar rapport van 27 februari 2006 een op klager toegesneden penitentiair programma opgesteld, waarin rekening is gehouden met agressiebeheersing en het terugdringen van recidive.
De beroepscommissie neemt tot slot in aanmerking dat klager het laatste jaar geen rapport heeft gehad.
Gelet op het voorgaande moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden
beslissing
te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 31 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven