Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2938/GB, 30 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2938/GB

Betreft: [klager] datum: 30 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek hem over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 2 januari 1994 gedetineerd. Op 4 mei 2001 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Zuyderbos, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 20 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 13 mei 1997. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 april 2007.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft inmiddels op constructieve wijze en met succes het leerprogramma zelfconfrontatie afgerond, zodat dit niet langer redengevend kan zijn om ten nadele mee te wegen. Daarbij heeft de selectiefunctionaris ondubbelzinnig aangegeven dat klager
deze training dient te ondergaan alvorens hij in een b.b.i. zal worden geplaatst. De door de selectiefunctionaris eerst in bezwaar aangevoerde bezwaren zijn tardief en dienen gepasseerd te worden.
Het enkele feit ten slotte dat klager kennelijk als kritisch en lastig wordt ervaren door de directie is niet zonder meer redengevend om hem enkele relatief onschuldige voorvallen binnen de inrichting nadien na te dragen. Dit klemt te meer nu klager
slechts eenmaal gedurende zijn verblijf in de gevangenis Zuyderbos rapport is aangezegd.
In een nadere reactie is hieraan nog het volgende toegevoegd. Uit het eenzijdige standpunt van de selectiefunctionaris blijkt op geen enkele wijze dat rekening is gehouden met de vele positieve aspecten van zijn zaak. In dit verband wordt gewezen op
het
positieve advies van de reclassering, het feit dat de inrichting niet negatief was en het feit dat klager gedragsmatig niet negatief genoemd kan worden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij de behandeling van een selectie voor een b.b.i. wordt een inschatting gemaakt van de risico’s die aan een dergelijke plaatsing verbonden zijn.
In de selectiebeslissing is niet op alle aangeleverde adviezen afzonderlijk in gegaan, omdat de relevantie daarvan nog niet aan de orde was. De gedragsmatige geschiktheid is een eerste vereiste om iemand in een regime met meer vrijheden te plaatsen. De
conclusie dat klager eerst aan een leerprogramma zelfconfrontatie zou moeten deelnemen is ontleend aan het advies van het openbaar ministerie. De beoordeling omtrent klagers gedragmatig functioneren is ontleend aan de selectierapportage van de
directeur
van de gevangenis Zuyderbos. Voorts blijkt dat klager zich met moeite staande kan houden uit het feit dat hij voortdurend de randjes van de regels opzoekt en daarop gecorrigeerd moet worden. Daarbij wordt in de inrichtingsrapportage gesproken over
duidelijkheid die nodig is om klagers functioneren te reguleren. Voor plaatsing in een b.b.i. is zelfstandigheid en het op verantwoorde wijze kunnen omgaan met vrijheden noodzakelijk. Uit het RISc-onderzoek ten slotte blijkt dat er gedragsveranderingen
noodzakelijk zijn om de kans op recidive te voorkomen dan wel te verminderen.
In de reactie op het ingediende beroep is nog nader toegelicht dat klager zich tot tweemaal toe heeft schuldig gemaakt aan zeer ernstige delicten. Zijn verblijf in de gevangenis Zuyderbos heeft niet tot excessen geleid. Zijn gedrag heeft sinds zijn
verblijf in een algeheel regime tot minder rapporten geleid. Wel moet klager veel gecorrigeerd worden. In de selectie- en adviesrapportage komt klager over als manipulerend, argwanend, betweterig, grensoverschrijdend en zichzelf overschattend. Hieruit
wordt de conclusie getrokken dat klager onvoldoende zijn gedrag kan reguleren in de gegeven structuur van het algeheel regime en dat hij voortdurend de hulp nodig heeft van het begeleidende personeel om zijn gedrag te kanaliseren. Derhalve is plaatsing
in een minder gecontroleerde omgeving als een b.b.i. nog niet aan de orde. De RISc geeft aan dat er minimaal sprake is van een gerede kans op recidive. Zo ook de strekking van het negatieve advies van de Advocaat Generaal. Voorts ontvangt klager bezoek
van een mededader van een eerder gepleegd delict, die overigens ook staat ingeschreven op het door klager opgegeven verlofadres. Klager is inmiddels voortvarend begonnen met de training Zelf Confrontatie Methode, welke 26 weken duurt, doch deze is nog
niet afgerond. In december 2005 en januari 2006 zullen nadere gesprekken omtrent mogelijke detentiefasering gevoerd worden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt
beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij
de
beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de door de directeur omtrent zijn persoonlijkheid en overigens omtrent het delict verstrekte gegevens, vooralsnog niet in aanmerking
komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Dit mede omdat klager ten tijde van de bestreden beslissing nog geen aanvang had gemaakt met het leerprogramma zelfconfrontatie. Dat klager dit inmiddels mogelijk wel en wellicht
ook met goed gevolg heeft afgerond kan meewegen bij de door de selectiefunctionaris in zijn nadere toelichting aangekondigde gesprekken omtrent detentiefaseringsmogelijkheden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 30 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven