nummer: 06/798/STB
betreft: [klager] datum: 29 maart 2006
De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.Th.M. Zumpolle, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht (hierna: Van der Hoevenkliniek).
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de Minister van Justitie
(Minister) van 3 maart 2006, inhoudende plaatsing van verzoeker in een longstayvoorziening van de Prof.Mr. W.P.J. Pompestichting (hierna: Pompestichting).
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 15 maart 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de Minister van 29 maart 2006.
1. De standpunten
Namens verzoeker wordt verzocht om schorsing van de in beroep bestreden beslissing, omdat verzoeker het met die beslissing niet eens is. Verzoeker gebruikt al jaren de voorgeschreven libidoremmende medicatie. Uit onder meer Amerikaans wetenschappelijk
onderzoek is gebleken dat het gebruik van dergelijke medicatie vaak de beste manier is om het delictgevaar te doen afnemen. Verzoeker heeft zich in 2002/2003 passief verzet tegen zijn behandeling, hetgeen de Van der Hoevenkliniek heeft doen denken dat
er sprake is van chroniciteit van zijn problematiek. Verzoeker heeft echter in 2004 zijn verzet gestaakt en sindsdien is hij coöperatief. Zijn begeleide verloven zijn daarom weer hervat. Er is sprake van onbegeleid verlof voor ziekenhuisopname.
Inmiddels wordt gewerkt aan een delictscenario en terugvalpreventieplan. Verzoeker is de tbs-maatregel opgelegd vanwege het plegen van een agressief delict. Gedurende het behandeltraject is evenwel niet gebleken van agressieve incidenten. Verzoekers
behandeling heeft derhalve wel degelijk geleid tot substantiële vermindering van zijn delictgevaar.
De behandeling in de Van der Hoevekliniek is een eerste behandelpoging. Een tweede behandelpoging in een andere kliniek is verzoeker niet aangeboden. Op 22 december 2005 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad verzoekers tbs overeenkomstig het advies van de
Van der Hoevenkliniek met twee jaar verlengd. Tegen die beslissing is hoger beroep ingesteld, waarop nog niet is beslist. Verzoeker had de rechtbank verzocht om verlenging van zijn tbs met een jaar om in dat jaar toe te kunnen komen aan resocialisatie.
Het behandelteam van de Van der Hoevenkliniek wil verzoeker daartoe verder behandelen. De deskundige van die kliniek heeft dit ter zitting van de rechtbank bevestigd en heeft aangegeven dat de longstayplaatsing is aangevraagd omdat de “politiek” dat
van
de kliniek vergt.
De tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel dient volgens de wet zoveel mogelijk dienstbaar te worden gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op zijn terugkeer in de maatschappij. Van behandeling is op een longstayafdeling geen
sprake meer, terwijl de tbs-gestelde daar op grond van artikel 37c Wetboek van Strafrecht wel recht op heeft.
Namens de Minister is aangegeven dat verzoeker op 8 december 2005 door het hoofd van de Van der Hoevenkliniek is aangemeld voor een longstayplaatsing. De Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) heeft de longstayindicatie getoetst aan de hand van
door
de kliniek beschikbaar gestelde stukken. De LAP achtte zich voldoende voorgelicht en kwam in zijn advies van 3 februari 2006 tot de eindconclusie dat de eindverantwoordelijke behandelaar in alle redelijkheid tot de vaststelling heeft kunnen komen dat
een voortzetting van op verandering gerichte behandeling thans niet langer zinvol is en dat moet worden overgegaan tot op stabiliteit en kwaliteit van leven gerichte zorg in het kader van de terbeschikkingstelling met last tot verpleging. Gezien dit
advies van de LAP is verzoeker op de centrale longstaywachtlijst geplaatst. Vervolgens is hij conform het longstaybeleidskader op basis van de reguliere aselecte plaatsingsprocedure geselecteerd voor een longstayvoorziening van de Pompestichting.
Binnen
deze vereenvoudigde systematiek vindt de selectie plaats op basis van de bewonersdifferentiatie die wordt bepaald op basis van de kenmerken geslacht, primaire stoornis, hoogte IQ en “Basis en Intensief”. Ook wordt rekening gehouden met het advies van
de
LAP betreffende het benodigde zorg- en beveiligingsniveau. De volgorde van de wachtlijst wordt bepaald door de datum van de indicatiestelling en tbs-gestelden worden in beginsel op basis van anciënniteit geplaatst.
Op 3 maart 2006 is beslist tot plaatsing van verzoeker in bedoelde longstayvoorziening, omdat verzoeker tijdens het horen op 2 maart 2006 over de voorgenomen plaatsingsbeslissing geen zwaarwegende argumenten heeft aangevoerd die zouden moeten leiden
tot
een ander oordeel. De plaatsingsbeslissing is conform het geldende longstaybeleid genomen, niet in strijd met de wet en evenmin zodanig onredelijk dat er een spoedeisend belang is om tot schorsing over te gaan. Op dit moment is een opnamedatum nog niet
bekend.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de Minister slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom
slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Hierbij is in aanmerking genomen dat blijkens de aanmelding voor longstayplaatsing door de Van de Hoevenkliniek van 8 december 2005 verzoekers behandeling na jaren van verzet langzaam op gang is gekomen; verzoeker lijkt meer en meer tot het besef te
komen dat steeds strijden met zijn omgeving niet in zijn eigen belang is; er is een positief effect op de therapeutische relatie en de relatie met zijn behandelingsteam; er is een begin gemaakt met het werken aan een delictscenario en een
terugvalpreventieplan, waaraan de komende periode verder gewerkt zal worden; verzoeker zal gezien het geringe tempo van ontwikkeling hier lange tijd voor nodig hebben. Blijkens de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 december 2005 heeft de
Van der Hoevenkliniek verzoeker aangemeld voor een longstayplaatsing hoewel zij zijn behandeling nog wel wil voortzetten, en is verzoekers tbs met twee jaar is verlengd omdat verzoekers behandeling dient te worden voortgezet nu zijn kernproblematiek
nog
(volstrekt) onvoldoende is aangepakt. Onder deze omstandigheden kan naar het voorlopig oordeel van de beroepscommissie niet thans worden geconcludeerd dat voortzetting van verzoekers behandeling zoals deze plaats heeft in de Van der Hoevenkliniek niet
langer aan het doel daarvan beantwoordt, dat verzoeker aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayafdeling vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden
aangemerkt.
Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de Minister totdat op het beroep is beslist.
Aldus gedaan door mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 maart 2006
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
secretaris