Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0012/GA, 21 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/12/GA

betreft: [klager]

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 december 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuijder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2006, gehouden in de p.i. Amsterdam, is [...], unit-directeur bij voormelde locatie, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het in een meerpersoonscel niet onder zich mogen houden van een eigen televisie; en
b. het niet aanmerking komen voor een toeslag op het arbeidsloon.

De beklagrechter heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard en klager
niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van onderdeel b, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
De argumenten van de directeur om klager niet toe te staan zijn televisie in een meerpersoonscel voorhanden te mogen hebben, zijn onjuist. Klagers televisie is net zo groot als de inrichtingstelevisies. Klagers televisie kan ook aan de muur worden
bevestigd. Klager is bereid om voor eigen risico te tekenen als de directeur bang is aansprakelijk gesteld te worden voor eventuele schade aan de televisie. Klagers televisie heeft teletekstmogelijkheid. Dat hebben de inrichtingstelevisies niet.
Daardoor zou klager de kosten van een televisiegids kunnen uitsparen.

Ten aanzien van onderdeel b:
Klager is het niet eens met de stelling van de beklagrechter dat er geen sprake is van een beslissing van de directeur. Als de directeur geen beslissing zou hebben genomen, dan had hij dat in ieder geval wel kunnen doen. Klager heeft immers tegenover
het afdelingshoofd en de maandcommissaris aangegeven wat zijn probleem is.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
In de huisregels van de locatie Zuijder Bos staat in onderdeel 6.4.5.1.2 vermeld dat het voorhanden hebben van een eigen televisietoestel in een meerpersoonscel – anders dan in een eenpersoonscel – niet is toegestaan. Klager kwam in de meerpersoonscel
vanuit een andere inrichting. Mogelijk had hij daar wel de beschikking over een eigen televisie. Die televisie wordt dan voor hem opgeslagen in de fouillering. Toen klager vanuit de meerpersoonscel werd overgeplaatst naar een eenpersoonscel, kreeg hij
daar de beschikking over zijn eigen televisie. In de meerpersoonscel heeft iedere gedetineerde de mogelijkheid om een televisie te huren. Het te betalen bedrag wordt berekend voor de huur van de televisie en voor de doorgifte van het signaal. De door
de inrichting ter beschikking gestelde huurtelevisies zijn vast aan de muur bevestigd. Het voorhanden hebben van een eigen televisie is verboden naar aanleiding van met name praktische problemen bij de plaatsing van een eigen televisie. De directeur
weet niet of de inrichtingstelevisie een teletekstmogelijkheid hebben.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager nam deel aan de arbeid en ontving daarvoor het basisloon. Hij kwam volgens de werkmeester niet in aanmerking voor een arbeidstoeslag. De betaling van een toeslag bovenop het basisuurloon is (mede) afhankelijk van de arbeidsinzet. Een en ander
wordt beoordeeld door de werkmeester. Dat is weliswaar een subjectieve beoordeling, maar er zijn nu eenmaal geen vaste criteria voor het toekennen van die toeslag. Ongeveer de helft van de werkende gedetineerden kwam in aanmerking voor die toeslag.
Omdat klager niet echt graag wilde werken, waren zijn prestaties onvoldoende voor de toekenning van die toeslag. Klager deed dan wel hetzelfde werk als andere in de werkzaal tewerkgestelde gedetineerden maar er was bij hem minder inzet in het werk
aanwezig. Mogelijk heeft de werkmeester een en ander een beetje onhandig aan klager uitgelegd.

3. De beoordeling
de beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Zij zal die uitspraak daarom vernietigen en het beklag andermaal opnieuw beoordelen.

Ten aanzien van onderdeel a geldt het volgende. In artikel 6.4.5.1.2 van de huisregels van de locatie Zuijder Bos staat onder het hoofd “Toegestane voorwerpen op cel” – in de opsomming “Aan persoonlijke zaken” – ondermeer vermeld:
”Televisie niet groter beeldscherm dan 44 cm > niet op een meerpersoonscel”
De beroepscommissie kan die bepaling niet anders lezen dan dat h21 maart 2006et voor de in de locatie Zuijder Bos verblijvende gedetineerden niet is toegestaan om, indien zij in een meerpersoonscel verblijven, een eigen televisietoestel onder zich te
houden. Dit is een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel, waartegen geen beklag en beroep open staat. Klager moet daarom alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in dit onderdeel van zijn beklag.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat klager aan de werkmeester heeft verzocht om uitbetaling van de toeslag op het arbeidsloon en dat de werkmeester dat verzoek heeft afgewezen. Nu de directeur
uitdrukkelijk heeft aangegeven dat de werkmeester tot het nemen van een dergelijke beslissing (namens de directeur) bevoegd is, is die afwijzing een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Klager is mitsdien ontvankelijk in zijn
beklag. Blijkens hetgeen door de directeur naar voren is gebracht, is er door de werkmeester een beoordeling gemaakt van de door klager geleverde arbeidsinzet en is die inzet onvoldoende geacht voor toekenning van de toeslag. De beroepscommissie ziet
geen aanleiding om aan dat oordeel van de werkmeester te twijfelen. Dat maakt dat diens, namens de directeur genomen, beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Dit onderdeel van
het beklag moet daarom alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart klager ten aanzien van onderdeel a van het beklag alsnog niet-ontvankelijk in dat beklag. Zij verklaart klager ontvankelijk ten aanzien van onderdeel b van het beklag,
maar verklaart dat beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M. Boone en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven