Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0140/GA, 20 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/140/GA

betreft: [klager] datum: 20 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) De Geerhorst te Sittard,

gericht tegen een uitspraak van 12 december 2005 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is [...], directeur van voormeld h.v.b. gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik
gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel, voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, wegens het laten afgaan van een brandalarm zonder dat er sprake was van een brand.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er wordt geen administratie bijgehouden van het testen van de verschillende brandmelders. Dat zou een overdreven administratie met zich brengen.
Niettemin is het testen wel gebeurd. Op verzoek van de directie wordt door de technische dienst meestal dezelfde of uiterlijk de dag na een brandmelding een test met de betreffende melder uitgevoerd en worden de resultaten daarvan teruggemeld aan de
directie. Daarvoor is het overigens niet noodzakelijk dat de gedetineerde aanwezig is. In dit geval is het testen ook gebeurd en is de melder in orde bevonden. Er was dus geen enkele aanleiding de sanctie terug te draaien omdat deze terecht was
opgelegd. Er is dus in redelijkheid besloten een sanctie op te leggen. In mei en juni 2005 zijn de brandmelders vervangen. De beginsituatie was rommelig. Het openen van de ramen en het gebruik van de magnetron bleken invloed te hebben op de
brandmelder.
De brandmelders zijn thans zo afgesteld dat pas een melding volgt bij een bepaalde verdikking van de lucht. De gedetineerden zijn gewaarschuwd over het door de inrichting gehanteerde sanctiebeleid indien de brandmelder afgaat zonder dat er sprake is
van
een brand. Dit heeft gewerkt. Per week zijn er 3 à 4 meldingen waarbij een duidelijke aanwijsbare reden voor het afgaan van het brandalarm kon worden gevonden. Alleen in twee van de honderd meldingen was er sprake van een defecte melder.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid aanhef en onder a, juncto artikel 50, eerste lid, Pbw kan de directeur wegens feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de
vrijheidsbeneming aan de gedetineerde onder meer een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken. Op grond van artikel 53, eerste lid, Pbw kan de disciplinaire straf voorwaardelijk worden opgelegd met een
proeftijd van ten hoogste drie maanden.
Aan klager is een voorwaardelijke disciplinaire straf opgelegd in verband met het onnodig laten afgaan van het brandalarm. Uit de toelichting van de directeur ter zitting van de beroepscommissie is aannemelijk geworden dat de brandmelders structureel
door de technische dienst worden getest nadat het brandalarm is afgegaan. Ook na het afgaan van het brandalarm in klagers cel is dit volgens de directeur gebeurd en is het brandalarm in orde bevonden. De kans dat een brandmelder afgaat zonder dat
sprake
is van gevaarlijke omstandigheden is vrijwel uitgesloten. De beroepscommissie gaat er dan ook van uit dat het vals alarm door toedoen van klager is veroorzaakt. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de
directeur
niet onredelijk en onbillijk is. Het beroep van de directeur dient derhalve gegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven