Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2280/TA, 15 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2280/TA

betreft: [klager] datum: 15 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het forensisch psychiatrisch centrum Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klaagster en haar raadsman mr. J.M. van Dam.

Het hoofd van de inrichting is niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de toediening van (dwang)medicatie.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat klaagster voornamelijk om de gevolgen van de medicatie. Om de vier weken krijgt zij een depot Impromen 100 mg. Op de dag van toediening wordt gevraagd of klaagster het direct wil of later op de dag. Klaagster gaat niet in discussie over de
medicatie, maar zou liever een minder hoge dosis hebben. Eén van de bijwerkingen is dat men allerlei grimassen trekt. Klaagster ziet dat wel eens bij anderen in Parnassia. Zij is bang dat haar dat ook overkomt. Klaagster is tien jaar geleden voor het
laatst psychotisch geweest. Zij lag toen de hele dag op bed en las de hele bibliotheek uit.
Sinds zij Impromen 100 mg krijgt toegediend kan zij zich niet meer concentreren en heeft ze geen bladzijde meer gelezen. Ze heeft last van haar spieren, hoestbuien en last van enkels en gewrichten. Volgens de huisarts worden deze klachten veroorzaakt
door de spierverslappende medicatie. Verwezen wordt naar CvT 99/bk 18, vermeld in Tekst en Commentaar, aantekening 3 bij artikel 26 Bvt. Dit betreft een soortgelijke situatie. Er is geen sprake van een in vrijheid verleende, expliciete en
ondubbelzinnige toestemming. Als klaagster de medicatie niet zou aanvaarden, zou zij gesepareerd worden en/of teruggeplaatst naar Oldenkotte. De inrichting voert aan dat klaagster de minimale dosering krijgt. Over de consequenties van de medicatie
wordt
niet gezegd. Uit de brief van de huisarts blijkt dat de medicatie wel allerlei klachten met zich meebrengt. Dit is niet gediagnosticeerd door de psychiater. Klaagster zou liever een lagere dosering Impromen, namelijk 50 mg, nemen. Klaagster is in
beklag gegaan omdat ze van de bijwerkingen af wil. Zij is van mening dat de bijwerkingen wel ernstig zijn. Klaagster heeft Impromen 100 mg sinds 1999 en dit werkt het beste. Voor de bijwerkingen willen ze weer andere medicatie geven. Ze heeft medicatie
tegen de bijwerkingen gekregen en daarvan werd ze heel erg licht in haar hoofd. Een paar jaar geleden heeft het hoofd behandeling tegen haar gezegd dat, als ze de medicatie zou weigeren, ze terug zou gaan naar de inrichting en gesepareerd zou worden
totdat ze weer medicatie zou accepteren. De bijwerkingen zijn de laatste tijd verergerd. Ze heeft de laatste tijd veel speeksel in de mond. Sinds 1995 heeft ze geen psychose meer gehad. In dat opzicht gaat het goed met haar. Klaagster zit nu 15 jaar
vast. Ze heeft inmiddels drie kleinkinderen.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klaagster is het niet eens met de toediening van medicatie omdat deze haar vele ongewenste bijwerkingen bezorgt. Uit de schriftelijke reactie namens het hoofd van de inrichting op het beklag volgt dat klaagsters bezwaren tegen de medicatie bekend zijn
bij het hoofd van de inrichting. De beroepscommissie is van oordeel dat de betreffende toediening van medicatie aan klaagster onder hiervoor vermelde omstandigheden als dwangmedicatie is aan te merken.

Nu niet is gebleken dat door het hoofd van de inrichting bij toediening van de dwangmedicatie de eisen als vermeld in artikel 33 tot en met 35 Reglement verpleging ter beschikking gestelden juncto artikel 52, 53 en 54 Bvt in acht zijn genomen, is het
beroep formeel gegrond. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog formeel gegrond verklaren. Zij zal aan klaagster terzake een tegemoetkoming van € 50,= toekennen.
Aangezien door het hoofd van de inrichting de gronden die noodzaakten tot toediening van de dwangmedicatie niet nader zijn ingevuld, kan de beroepscommissie inhoudelijk de zaak niet beoordelen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep formeel gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag formeel gegrond.
Zij kent klaagster een tegemoetkoming van € 50,= toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en prof. dr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven