Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2966/TA, 16 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2966/TA

betreft: [klager] datum: 16 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 12 oktober 2005 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, kantoorgenote van klagers raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van
voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker. Tevens was aanwezig [...], juridisch medewerker bij de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het onder dwang toedienen van medicatie op respectievelijk 15 en 28 april 2005, 12 en 26 mei 2005, 23 juni 2005, 21 juli 2005, 4 en 18 augustus 2005 en 1 september 2005.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij de toepassing van dwangmedicatie moet volgens de wet altijd dringend naar alternatieven gezocht blijven worden. Op de zitting in Zwolle bij de
behandeling van een eerder beroep tegen de toepassing van dwangmedicatie (05/829/TA) kon de behandelend psychiater niet concreet aangeven dat naar alternatieven gezocht wordt. Klager is opgegeven. Daarom is een third opinion aanbevolen. Hoe langer de
dwangmedicatie wordt toegepast, hoe nijpender het wordt. Klager krijgt al tien jaar dwangmedicatie. Klager ziet separatie als een alternatief voor dwangmedicatie. Hij acht dit een humaner middel. Dit verdient meer aandacht en zou zelfs verplicht
gevolgd
moeten worden.

Klager heeft hieraan toegevoegd dat in een plaatselijke krant een artikel stond waarin wordt bericht dat patiënten liever kiezen voor separatie dan voor dwangmedicatie. Uit inrichtingsrapportage van oktober 2003 over hem blijkt eenduidig dat hij toen
probleemloos functioneerde. Klager reageert probleemloos zonder medicatie. Dat hij zou hebben geweigerd in december 2003 en in de nasleep van een urinecontrole verkapte bedreigingen zou hebben geuit, is gelogen. Hij heeft met de toegezonden
uitslagenlijst van die urinecontrole, waarop niet staat vermeld dat hij controle heeft geweigerd, bewezen dat hij de urinecontrole niet heeft geweigerd. Dus zijn ook de beledigingen niet aan de orde geweest. Klager is niet schizofreen. De psychiater
[A]
liegt keer op keer en de beroepscommissie neemt dat telkens maar over. Hij heeft zwart op wit bewezen dat hij niet schizofreen is. Hij kan niet tegen de medicatie, hij verslechtert daardoor. Hij heeft eerder bewezen dat de psychiater [A] reeksen
gewelddelicten jegens hem heeft begaan.
Klager zal niet meewerken aan een third opinion. Hij heeft een klacht ingediend. Hij bedreigt psychiater [A] niet, maar waarschuwt hem. Het onderzoek komt er niet zolang de inrichting niet aangeeft dat alle rapportage over hem volledig vervalst is.
Anders staat van te voren de uitslag van het onderzoek al vast. Er wordt als maar over hem gelogen. Hij heeft onderzoekend psychiater [B] destijds verteld over het feit dat hij door de dwangmedicatie alles donkerder en minder scherp ziet. Deze [B] zegt
in 1984 dat hem dat doet denken aan LSD. Tot op heden staat in klagers rapportage dat hij met LSD heeft geëxperimenteerd, terwijl hij juist door dwangmedicatie zwaar vergiftigd is. Hij heeft geen vertrouwen meer in psychiaters. Wat klager betreft is
een
goede psychiater een dode psychiater.
Klager heeft een klacht tegen psychiater [A] ingediend omdat deze al meer dan anderhalf jaar liegt over het door klager afwijzen van vrijwillige medicatie. Klager is daartoe bereid, maar gaat niet in discussie over de vraag wat vrijwillige medicatie
inhoudt, namelijk dat hij het niet hoeft in te nemen; anders is het dwangmedicatie.
Hij heeft ook beklag ingediend tegen de op 6 juli 2005 toegediende dwangmedicatie, welke niet is behandeld. Sinds de wijziging in het secretariaat van de beklagcommissie is het daar een rommeltje.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Namens het hoofd van de inrichting is volgens pleitnotitie in beroep daaraan toegevoegd dat naar aanleiding van de aanbeveling van de
beroepscommissie in klagers beroepszaak 05/829/TA langdurig is gezocht naar een specialist die klager door middel van een third opinion zal gaan beoordelen. Zoals eerder schriftelijk is bericht, kon de specialist uit het Gronings Medisch Centrum niet
op
korte termijn. Vervolgens is besloten andere specialisten aan te schrijven. Verschillende deskundigen zijn vervolgens geraadpleegd, die echter allen een afwijzende reactie gaven. Op 3 februari j.l. heeft echter een psychiater, werkzaam in een GGZ
instelling voor Noord- en Midden Limburg, toegezegd klager te onderzoeken. Dit onderzoek zal op korte termijn kunnen plaatsvinden.
Ten stelligste wordt bestreden dat de kliniek klager heeft opgegeven. Het streven blijft gericht op overeenstemming over de noodzaak van medicatiegebruik door klager. Separatie is minder humaan. De inrichting heeft geen stukken ontvangen over een
klacht
over de toepassing van dwangmedicatie op 6 juli 2005.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie is van oordeel dat blijvend gezocht moet
worden naar alternatieven voor het onder dwang toedienen van medicatie, maar dat de inrichting in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat er vooralsnog geen redelijk alternatief is.
Anders dan door en namens klager ter zitting is gesteld, is de beroepscommissie van oordeel dat langdurige separatie niet kan worden aangemerkt als een redelijk en minder ingrijpend alternatief als bedoeld in artikel 33, derde lid, Rvt.
De beroepscommissie blijft staan achter haar aanbeveling om een third opinion inzake de specifieke psychofarmacalogische indicatie aan te vragen bij een topspecialist inzake schizofrenie, gelet op de langdurige dwangmedicatie, en hoopt dat klager
daaraan wel zal meewerken. De beroepscommissie zal niet ingaan op klagers klacht over de toepassing van dwangmedicatie op 6 juli 2005, nu de beklagcommissie geen klacht terzake heeft ontvangen en de inrichting geen stukken terzake heeft ontvangen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

-Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven