Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2967/TA, 16 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2967/TA

betreft: [klager] datum: 16 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 oktober 2005 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 februari 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, kantoorgenote van klagers raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van
voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker. Tevens was aanwezig [...], juridisch medewerker bij de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft afzondering op de eigen kamer van klager op 25 juli 2005.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Of klager ter zitting van de beklagcommissie al dan niet heeft weersproken bedreigend te zijn geweest, kan de raadsvrouw niet beoordelen, aangezien
zij
niet bij de beklagzitting aanwezig was. Nu klager op deze zitting, waar de zaak opnieuw wordt behandeld, heeft gezegd wel boos, maar niet bedreigend te zijn geweest jegens een personeelslid, moet daarvan worden uitgegaan.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, als volgt toegelicht. Klager heeft bij uitreiking van het formulier inbeslagname wel lelijke dingen gezegd. Hij heeft tegen een personeelslid gezegd dat ze van zijn
administratie
af moeten blijven en dat personeelslid [A] een beest is. De inbeslagname is een ernstig vergrijp van de kliniek. Zoals hij in beroep 02/2966/TA heeft aangegeven en bewezen, liegt de kliniek steeds over hem en dus ook over beledigingen van zijn kant. De
beklagcommissie zegt dat hij erkent wel bedreigend te zijn geweest, maar dat is niet zo. Klager heeft tegen separatie beklag ingesteld. Dit beklag is echter nooit door de beklagcommissie ontvangen, maar bleek door de beklagcommissie al op zitting te
zijn behandeld. Hij heeft toegegeven dat hij bedreigend is geweest bij die separatie. De zitting was een rommeltje, sinds de aanwezigheid van het nieuwe secretariaat van de beklagcommissie. Voorafgaand aan de afzondering heeft klager geen dreigende
taal geuit. Het is niet juist weergegeven in de uitspraak van de beklagcommissie. Klager was terecht kwaad; zijn administratie en zijn enige cd-speler waren onder meer in beslaggenomen.

Het hoofd van de inrichting heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij de afzondering ging het verder dan klager nu verklaart. Hij bleef onophoudelijk tekeer gaan en was niet te stoppen. Afzondering was de
enige
mogelijkheid om de orde en veiligheid in de inrichting te herstellen. Hoewel klager wel wilde klagen over de separatie, heeft de beklagcommissie die klacht, voor zover bekend, niet ter zitting behandeld.

3. De beoordeling
In beroep is aan de orde het beklag tegen de afzondering. Uit de uitspraak van de beklagcommissie valt niet op te maken dat is geoordeeld over de separatie van klager. Wel heeft de beklagcommissie zich uitgelaten over de separatie bij de uitspraak over
de inbeslagname van goederen. Bij die uitspraak is de klacht met betrekking tot de inbeslagname gegrond verklaard, waartegen beroep van het hoofd van de inrichting (05/2776/TA) zich richt, en is de klacht over de separatie ongegrond verklaard,
waartegen
klager geen beroep heeft ingesteld.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij is in aanmerking genomen dat klager ter zitting heeft
verklaard dat hij uit boosheid lelijke dingen heeft gezegd en een personeelslid een beest heeft genoemd. Blijkens de schriftelijke mededeling van de afzondering, is die maatregel ook opgelegd omdat klager zeer fel reageert op de uitreiking van de lijst
inbeslaggenomen goederen, de teammanager uitscheldt en daarin niet blijkt af te grenzen.
De beroepscommissie is van oordeel dat, indien klager het niet eens is met een beslissing van het hoofd van de inrichting hij daarover beklag moet indienen en niet verbaal ongewenst moet reageren naar het personeel, hoe boos hij ook is.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven