Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3018/TA, 16 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3018/TA

betreft: [klager] datum: 16 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 november 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. N.A. Heidanus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het geen gebruik mogen maken van het personeelstoilet tijdens het bezoek aan een medepatiënt op een andere afdeling.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij wordt op geslacht gediscrimineerd, omdat hij als bezoekende, mannelijke patiënt geen gebruik mag maken van het personeelstoilet, terwijl vrouwelijke
bezoekers wel gebruik mogen maken van het personeelstoilet als er geen bezoekerstoilet is. De inrichting heeft alleen in de nieuwbouw bezoekerstoiletten en niet in de oudbouw. Ook om die reden wordt hij als patiënt, verblijvend in de oudbouw,
gediscrimineerd.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Hoewel een vermeende klacht inzake een discriminerende beslissing van het hoofd van de inrichting in principe ontvankelijk zal
zijn op grond van het bepaalde in artikel 56, eerste lid onder e, Bvt is klager in dit geval terecht niet in zijn klacht ontvangen. Deze klacht heeft immers betrekking op beleid van de inrichting, dat gelijkelijk geldt voor alle, in de oudbouw van de
inrichting verblijvende patiënten. Niet kan worden geoordeeld dat dit beleid in strijd is met hogere regelgeving. Derhalve is geen sprake van een beklagwaardige beslissing van het hoofd van de inrichting.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. J.M. van der Vaart, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 16 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven