Nummer: 05/2783/GB
Betreft: [klager] datum: 6 maart 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.C. Serrarens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 november 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 2 februari 2006 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem weg te plaatsen uit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Maashegge te Overloon ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 22 december 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de z.b.b.i. Maashegge. Van daaruit is hij ter herselectie overgeplaatst naar het h.v.b. Maashegge. Op 11 november 2005 is hij overgeplaatst naar de gevangenis De IJssel te Krimpen
aan den IJssel.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 22 december 2004. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 31 augustus 2006. Aansluitend dient hij een
vervangende hechtenis taakstraf van 30 dagen te ondergaan.
2.3. Klager heeft beklag ingesteld tegen de afzonderingsmaatregel van 12 oktober 2005. De beklagcommissie heeft hierop nog niet beslist. Op uitdrukkelijk verzoek van klagers raadsvrouw wordt de beslissing in die zaak niet afgewacht.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Klager werd in de ochtend gebeld dat hij naar zijn werk moest komen. Buiten het gevangenisterrein zag hij een medegedetineerde die een liftend gebaar maakte en die hij in zijn auto meenam. Bij een z.b.b.i. waar meerdere gedetineerden vrij in en uit
kunnen lopen, is het niet vreemd een gedetineerde buiten het gevangenisterrein aan te treffen. Uit het gedrag van de medegedetineerde bleek aanvankelijk allerminst dat hij voortvluchtig was. Klager zag op dat moment wel rennende p.i.w.-ers, maar dacht
dat het een incident op een ander paviljoen betrof. Pas in de auto vertoonde de medegedetineerde vreemd gedrag en realiseerde klager zich dat er iets aan de hand was. Op dat moment liet hij de medegedetineerde onmiddellijk uit de auto stappen. Een
p.i.w.-er stond erbij en keek ernaar, maar greep niet in.
Er zou een strafrechtelijk onderzoek zijn gestart. Navraag bij de politie Boxmeer leerde dat de verklaringen waren kwijtgeraakt. De medegedetineerde verblijft inmiddels in Veenhuizen, maar is nog steeds niet gehoord. Hij zou het verhaal van klager, die
inmiddels al vier maanden in een huis van bewaring verblijft, kunnen bevestigen.
De beslissing tot wegplaatsing is enkel gebaseerd op de verklaring van een p.i.w.-er. Er zijn te weinig aanwijzingen waaruit zou blijken dat klager heeft meegewerkt aan een poging tot ontvluchting.
Klager heeft hieraan nog het volgende toegevoegd.
Terwijl de medegedetineerde in zijn auto zat kwam een politieauto hen tegemoet rijden. Op dat moment dook de medegedetineerde onder het dashboardkastje. Klager begreep toen dat er iets niet in orde was. De medegedetineerde sprong vervolgens uit de
auto.
Klager is voor verhoor meegenomen naar het politiebureau. Daarvan teruggekomen werd hij meteen in afzondering geplaatst. Klager heeft tegenover de directeur zijn verhaal gedaan. De p.i.w.-er die alles gezien had verklaarde echter dat de
medegedetineerde
aan de bestuurderskant van de auto van klager met klager zou hebben staan overleggen. Dit is niet het geval.
Klager was erg tevreden met zijn verblijf in de z.b.b.i. en heeft altijd goed zijn best gedaan. Hij zou op zeer korte termijn in aanmerking komen voor elektronisch toezicht. Er stond voor klager teveel op het spel om een medegedetineerde met een
ontvluchting te helpen.
3.2. Klaagsters raadsvrouw heeft bij schrijven van 2 maart 2006 een sepotbrief van 2 maart 2006 meegestuurd waarin te kennen wordt gegeven dat klager terzake de verdenking van het verlenen van hulp bij een ontvluchting niet zal worden vervolgd,
alsmede enkele selectieadviezen overgelegd.
3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Door de directie van de z.b.b.i. werd verzocht klager uit de inrichting over te plaatsen. Reden hiervoor was dat klager een medegedetineerde behulpzaam zou zijn geweest bij diens poging tot ontvluchting. Gelet op de verklaringen die zijn afgelegd en
het
feit dat van hulp bij ontvluchting aangifte is gedaan bij de politie, is hierop positief besloten. Het feit dat klager verwijtbaar gedrag moet worden aangerekend is voldoende hem over te plaatsen.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis De IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. De op de onder 3.3 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag verstrekte gegevens, niet langer in aanmerking kwam voor plaatsing in een inrichting met een zeer beperkt
beveiligingsniveau. De daartoe overgelegde stukken bieden in dit stadium van de procedure, nu in de beklagzaak nog niet onherroepelijk is beslist, daartoe naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aanleiding. De door klagers raadsvrouw
overgelegde en onder 3.2 genoemde stukken leiden niet tot een ander oordeel.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 maart 2006
secretaris voorzitter