nummer: 05/2460/GA
betreft: [klager] datum: 6 maart 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.J. Hoogendam, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 4 oktober 2005 van de beklagcommissie bij de gevangenis/ISD Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is [...] , unit-directeur bij voormelde locatie, gehoord.
Klagers raadsman heeft schriftelijk bericht dat hij en klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, verhinderd zijn ter zitting te verschijnen.
De unit-directeur is in de gelegenheid gesteld na de zitting nadere stukken over te leggen, welke op 11 januari 2006 zijn ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een op 28 juli 2005 opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, welke ordemaatregel op 29 juli 2005 is omgezet in een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel,
beide ten uitvoer gelegd in Unit 4 Biba van de p.i. Haaglanden, wegens dreiging met geweld,
b. klagers verblijf van drie dagen op Unit 4 Biba na ommekomst van de aan hem opgelegde disciplinaire straf.
De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de opgelegde maatregelen/straffen niet passend zijn ten opzichte van het vermeende gedrag van klager.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klager was op basis van een mededeling van een inrichtingspsycholoog een ordemaatregel van plaatsing in afzondering onder toezicht van een camera opgelegd. Tijdens het uitreiken van die beslissing heeft klager bedreigingen richting een p.i.w.-er
geuit, als gevolg waarvan op 29 juli 2005 de ordemaatregel is omgezet in de disciplinaire straf. Aansluitend daaraan is klager intern overgeplaatst naar de Biba en uiteindelijk weggeplaatst.
In de nadere reactie is daaraan nog het volgende toegevoegd. Het penitentiair dossier is niet meer aanwezig binnen de inrichting. Er is wel degelijk een maatregel opgelegd. Aan de hand van de bijgevoegde stukken kan worden opgemaakt dat er op 28 juli
2005 twee maatregelen zijn opgemaakt. Op grond van het opgemaakte verslag van de p.i.w.-er blijkt dat klager tijdens het uitreiken van de beschikkingen uitlatingen heeft gedaan welke als bedreigend zijn ervaren.
De selectiefunctionaris kan niet bevestigen, noch zich herinneren dat hij toestemming heeft gegeven voor de tijdelijke interne plaatsing van klager op Unit 4 Biba. Er is hieromtrent geen schriftelijke beslissing gegeven door de selectiefunctionaris.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 57, eerste lid onder c, Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens te beslissen omtrent een plaatsing in afzondering bedoeld in artikel 24, eerste lid, op grond van artikel 23, eerste lid
onder a of b, Pbw. Het tweede lid van eerstgenoemd artikel bepaalt onder meer dat van het horen van de gedetineerde aantekening wordt gehouden. Onvoldoende aannemelijk is dat klager is gehoord, waarbij in aanmerking is genomen dat een aantekening van
het horen zich niet bij de stukken bevindt. Gelet hierop dient het beroep op dit onderdeel op formele grond gegrond te worden verklaard en dient klager na te noemen tegemoetkoming te worden toegekend.
Ten aanzien van klagers verblijf van 15 augustus 2005 tot en met 18 augustus 2005 wordt overwogen dat blijkens informatie van de directeur klager na ommekomst van de disciplinaire straf enkele dagen is ondergebracht op afdeling A van de p.i.
Haaglanden.
Van enige hiertoe strekkende schriftelijke beslissing is niet gebleken. Uit de reactie van de directeur blijkt dat de selectiefunctionaris niet kan bevestigen, noch zich kan herinneren dat hij toestemming heeft gegeven voor deze overplaatsing. Een
schriftelijke beslissing is door de selectiefunctionaris niet gegeven. De beroepscommissie komt mitsdien tot het oordeel dat het beroep ten aanzien van dit onderdeel eveneens gegrond verklaard zal worden. Klager dient de na te noemen tegemoetkoming te
worden toegekend.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie voor het overige op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve verder ongegrond worden verklaard
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de opgelegde ordemaatregel als ook ten aanzien van de overplaatsing naar Unit 4 gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 maart 2006
secretaris voorzitter