Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2572/TA, 3 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2572/TA

betreft: [klager] datum: 3 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 oktober 2005 van de beklagcommissie bij de tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2006, gehouden in de locatie Zoetermeer, is gehoord klager.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft (de verlenging/continuering van) de plaatsing op de afdeling voor (zeer) intensieve zorg.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op grond van zijn EV/BG-status met ingang van 26 januari 2005 op de afdeling voor zeer intensieve zorg geplaatst. Op 7 juni 2005 is de EV/BG-status
opgeheven. De beslissing tot verlenging van de plaatsing op de afdeling voor (zeer) intensieve zorg is met ingang van 8 augustus 2005 verlengd. Klager is tevoren niet gehoord. Degene, die heeft verklaard dat hij klager tevoren gehoord heeft, was pas op
9 augustus 2005 weer terug van vakantie. Nadat de EV/BG-status is opgeheven heeft de inrichting contact gehad met het Ministerie en afgesproken dat klager in de tbs-kliniek kon blijven. In beginsel had hij ter herselectie naar een h.v.b. overgeplaatst
dienen te worden. Klager heeft nog vijf maanden op de afdeling voor (zeer) intensieve zorg verbleven.

Namens de beroepscommissie is aan het hoofd van de inrichting in een schrijven van 31 januari 2006 gevraagd om aan te geven op grond van welke aanwijzingen klager in de periode van 7 juni 2005 tot 8 augustus 2005 op de afdeling voor intensieve zorg
heeft verbleven en/of hieraan een plaatsingsbeslissing ten grondslag heeft gelegen. In dit laatst geval is verzocht om ook deze plaatsingsbeslissing aan de beroepscommissie toe te zenden. Voort is verzocht om te reageren op klagers stelling dat hij
voor
het nemen van de beslissing van 8 augustus 2005 niet gehoord is en ook niet gehoord kan zijn, omdat het betreffende personeelslid pas op 9 augustus 2005 teruggekeerd is van vakantie.

Het hoofd van de inrichting heeft in een schrijven van 8 februari 2006 geantwoord dat klager op 7 februari 2005 is opgenomen op een afdeling voor intensieve zorg omdat hij aangewezen was op een gestructureerde begeleiding en verpleging op een relatief
prikkelarme afdeling. Een dergelijk klimaat heerst er in De Kijvelanden op een afdeling voor intensieve zorg. Klager had op dit moment een EV/BG-status. De betreffende beslissing is overgelegd. Gedurende zijn verblijf op de afdeling voor intensieve
zorg
blijken er gronden te zijn voor opheffing van zijn status, hetgeen op 7 juni 2005 is gebeurd. De opheffing van de status deed echter niets af aan het feit dat klager was aangewezen op een gestructureerde begeleiding en verpleging op een relatief
prikkelarme afdeling. Behandeling binnen een gestructureerde setting en intensieve begeleiding bleven voor klager noodzakelijk. Daarom heeft de maatregel tot plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg voortgeduurd tot het moment dat klager is
overgeplaatst naar een andere behandelkliniek op 15 september 2005. Klager heeft dus in de periode van 7 juni 2005 tot 8 augustus 2005 op grond van de maatregel plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg van 7 februari 2005 op de afdeling Olivijn
verbleven. Hiertoe is klager op 8 augustus 2005 schriftelijk mededeling van de verlenging van de maatregel plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg uitgereikt. Uit onderzoek blijkt dat klager hierover niet tijdig is gehoord.

3. De beoordeling
Uit artikel 32, eerste lid, Bvt volgt dat het hoofd van de inrichting klager op een door de Minister aangewezen afdeling voor intensieve zorg kan plaatsen indien dit noodzakelijk is in verband met de bescherming van de maatschappij tegen de
gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde en/of de algemene veiligheid van personen of goederen en/of de handhaving van de orde en/of de veiligheid in de inrichting en/of de afwending van ernstig gevaar voor de
gezondheid van de verpleegde.
Uit artikel 53, eerste lid, aanhef en onder a., Bvt volgt dat een verpleegde, voordat een dergelijke beslissing wordt genomen, gehoord dient te worden.
Door klager is gesteld en uiteindelijk is dit door het hoofd van de inrichting in de schriftelijke reactie van 8 februari 2006 bevestigd dat hij voor wat betreft de beslissing tot verlenging van de plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg van 8
augustus 2005 tevoren niet gehoord is. De beroepscommissie zal derhalve het beroep formeel gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag formeel gegrond verklaren. De beroepscommissie kent klager een tegemoetkoming
toe
van € 50,=.

Uit de door de inrichting overgelegde beslissing van 7 februari 2005 blijkt dat bij klager naast een ernstige vorm van ADHD sprake is van een forse antisociale gedragsproblematiek, die zich kan ontwikkelen in de richting van een antisociale
persoonlijkheidsstoornis. In verband met de bescherming van de maatschappij tegen klagers gevaarlijkheid voor de veiligheid van anderen en/of de algemene veiligheid van personen of goederen, alsmede de handhaving van de orde en/of de veiligheid in de
inrichting is klager aangewezen op een gestructureerde begeleiding en verpleging op een relatief prikkelarme afdeling. Een dergelijk klimaat heerst op een afdeling voor (zeer) intensieve zorg zoals Olivijn. In de beslissing is niet als grond voor de
plaatsing op de afdeling voor (zeer) intensieve zorg opgenomen dat die plaatsing noodzakelijk was in verband met klagers EV/BG-status. Derhalve houdt het feit dat klagers EV/BG-status beëindigd is op 7 juni 2005 niet in dat de gronden vanaf die datum
aan de bestreden beslissing zijn komen te ontvallen. Door het hoofd van de inrichting is gesteld dat opheffing van de EV/BG-status niets af deed aan het feit dat klager aangewezen bleef op behandeling op de gestructureerde setting van de afdeling voor
intensieve zorg.
Voor wat betreft de beslissing tot verlenging van de plaatsing op de afdeling voor intensieve zorg van 8 augustus 2005 overweegt de beroepscommissie inhoudelijk dat bovenstaande gronden nog onverkort aanwezig werden geacht. Derhalve komt de
beroepscommissie tot het oordeel dat beklagcommissie inhoudelijk op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve inhoudelijk ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de beslissing tot verlenging van de plaatsing op de afdeling voor intensieve zorg van 8 augustus 2005 formeel gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag
alsnog formeel gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven