Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2629/TB, 3 maart 2006, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2629/TB

betreft: [klager] datum: 3 maart 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 oktober 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Scholte, en namens de Minister [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar het Forensisch Psychiatrisch Instituut De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Minister heeft op 18 april 2005 beslist klager te plaatsen in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek (hierna: De
Pompekliniek), locatie Vught. Op 21 juni 2005 is klager overgeplaatst naar de locatie Nijmegen van De Pompekliniek. Op 24 oktober 2005 heeft de Minister beslist om klager over te plaatsen naar De Rooyse Wissel. Deze overplaatsing is op 3 november 2005
gerealiseerd.

3. De standpunten
Klagers raadsman heeft het woord gevoerd overeenkomstig zijn pleitnotities, welke aan deze uitspraak worden gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd. Klager is voor wederzijdse overplaatsing aangeboden, omdat één van de
medewerkers van De Pompekliniek, locatie Nijmegen, familie is van een slachtoffer van klager. Nu geen duidelijkheid is verschaft over de hoedanigheid en de functie van de medewerker, is de beslissing voor klager niet te begrijpen en ook niet te
toetsen.
De gang van zaken is onzorgvuldig, omdat de beslissing niet nodig was geweest als de kliniek van te voren had nagekeken of familie van het slachtoffer in De Pompekliniek werkzaam was. Verwezen wordt naar de woorden van de schorsingsvoorzitter
hieromtrent. Door een standaardmemo in de kliniek rond te laten gaan met de namen van degenen, die op de wachtlijst staan, kan vóór de plaatsing duidelijk worden of er bezwaren leven en veel gedoe worden voorkomen. De onzorgvuldige gang van zaken heeft
gevolgen voor de behandeling van klager. Klager had in De Pompekliniek een band opgebouwd met zijn behandelaar en kon met hem over zijn problematiek praten. In De Rooyse Wissel gaat het niet goed met klager.
Door klager is toegevoegd dat het klager niet zozeer gaat om een geldelijke tegemoetkoming of om de reisafstand voor zijn bezoek, maar dat klagers behandeling door de overplaatsing achterop raakt. Weliswaar ontkent klager het delict, maar hij zou wel
een behandeling wensen in de zin van dat hij de situatie kan uitleggen. Hij is na vijftien jaar portier te zijn geweest een gesloten persoon geworden en daar wil hij wel aan werken.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De overplaatsing is geschied met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen. Ten aanzien van de selectie van ter beschikking gestelden in het kader van een eerste opname of herplaatsing in een tbs-inrichting is een toetsing aan een viertal
criteria (geslacht, intelligentie, soort stoornis en vluchtgevaarlijkheid) van belang, die plaatsvindt op basis van in het dossier aanwezige informatie.
Uit de ter beschikking staande informatie in de onderhavige zaak komt naar voren dat klager een man is met een IQ van boven de 80. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Er is niet gebleken van een extreem vlucht- en/of beheersrisico. Genoemde
bevindingen resulteerden in selectie voor De Pompekliniek, locatie Vught. Klager is vervolgens daar geplaatst op 18 april 2005 en intern overgeplaatst op 21 juni 2005 naar de locatie Nijmegen van De Pompekliniek. Omdat één van de medewerkers van de
locatie Nijmegen familie bleek te zijn van een slachtoffer van klager en dit een zeer ongewenste situatie is, is klager aangeboden voor overplaatsing. Gezien de zeer ongewenste situatie in de locatie Nijmegen diende klager zo spoedig mogelijk te worden
overgeplaatst. Het argument van klager dat zijn behandeling vertraging op zal leveren, wordt niet steekhoudend geacht, aangezien klager aan het begin van zijn behandeling staat. Het beroep zal ongegrond zijn. De vertegenwoordiger van de Minister
beschikt niet over informatie over de mate van verwantschap tussen het slachtoffer en het betreffende familielid.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

Het hoofd van De Pompekliniek heeft verzocht aan de Minister om klager door middel van ruiling over te plaatsen omdat een familielid van een slachtoffer van klager werkzaam was op de locatie waar klager verbleef. Dat de mate van verwantschap tussen
slachtoffer en familielid niet is vast komen staan, doet daar niet aan af. Het is de verantwoordelijkheid van de inrichting om de onwenselijkheid van dat familieverband te bepalen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de Minister de beslissing tot overplaatsing van klager heeft genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan
van een beheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 maart 2006

secretaris voorzitter

Naar boven