nummer: 06/9/GA
betreft: [klager] datum: 28 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 december 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis/ISD Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de gevangenis Zoetermeer.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager als arbeidsongeschikte op eigen cel moet verblijven tijdens de arbeid.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft last van een hernia waaraan hij in 2001 is geopereerd en waaraan hij binnenkort wederom geopereerd zal worden. Bij het personeel is bekend dat hij arbeidsongeschikt is. Klager wil wel aangepast werk verrichten, maar het personeel gaf aan dat
dat niet voorhanden was. Klager wilde ook wel wasbaas worden, maar dat valt onder de functie van reiniger. Door deze omstandigheden verblijft klager tijdens de arbeidsuren al vier maanden achter de deur.
De unit-directeur heeft ter zitting aangegeven niet te weten of klager arbeidsongeschikt was of is. Hij is in de gelegenheid gesteld een en ander binnen de gevangenis na te zoeken en tevens aan te geven of er voor klager al dan niet passende arbeid zou
zijn.
In zijn schriftelijke reactie van 10 februari 2006 heeft de unit-directeur aangegeven dat klager langdurig arbeidsongeschikt is. Navraag heeft echter geleerd dat klager alleen achter de deur verbleven heeft tijdens de arbeidsuren als alle gedetineerden
naar de arbeid waren. Indien slechts een gedeelte van de gedetineerden naar de arbeid gaat worden de overige gedetineerden, inclusief de arbeidsongeschikten, uitgesloten, mits er voldoende personeel op de afdeling is. Indien er geen personeel
beschikbaar is om toezicht te houden worden de gedetineerden ingesloten.
Gezien klagers ziektebeeld heeft de arts aangegeven dat er voor klager geen passend werk geboden kan worden.
3. De beoordeling
De beroepscommissie verstaat de klacht als zijnde gericht tegen een weigering van de unit-directeur om klager passende arbeid te geven en hem wel gedurende de arbeidsuren in te sluiten. Reeds hierom kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand
blijven. Klager zal daarom alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
Uit artikel 20, tweede lid, Pbw volgt dat gedetineerden die verblijven in een regime van algehele gemeenschap kunnen worden verplicht zich in hun verblijfsruimte op te houden gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen. Deze regel impliceert dat
gedetineerden die niet aan de activiteit arbeid deelnemen in principe worden ingesloten. Dit geldt echter niet voor gedetineerden die door structurele omstandigheden in hun persoon gelegen, zoals in dit geval een kennelijk blijvende
arbeidsongeschiktheid, niet aan de arbeid kunnen deelnemen. Uit de nadere reactie van de unit-directeur blijkt dat klager alleen achter de deur verbleven heeft tijdens de arbeidsuren als alle gedetineerden naar de arbeid waren. In die gevallen vond
derhalve structurele uitsluiting van het regime van algehele gemeenschap plaats. Indien slechts een gedeelte van de gedetineerden naar de arbeid was werden de overige gedetineerden, inclusief de arbeidsongeschikten, uitgesloten, mits er voldoende
personeel op de afdeling was. Indien er geen personeel beschikbaar was om toezicht te houden werden de gedetineerden ingesloten. Het voorgaande in onderling verband en samenhang beziende, is de beroepscommissie van oordeel dat het beklag gegrond dient
te worden verklaard, voor zover alleen klager (en andere arbeidsongeschikten) werd(en) ingesloten en voor het overige ongegrond.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag.
Zij verklaart het beklag alsnog gegrond voor zover het is gericht tegen de beslissing om alleen klager (en andere arbeidsongeschikten) in te sluiten en voor het overige ongegrond.
De beroepscommissie kent klager een tegemoetkoming toe van € 10,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. U. van de Pol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 februari 2006
secretaris voorzitter