nummer: 06/62/GV
betreft: [klager] datum: 28 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 december 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het onderzoek dat heeft geleid tot de score op de Recidive inschattingschalen (RISc) is op onjuiste wijze verricht. Dit heeft dan ook ten onrechte geleid tot de overplaatsing vanuit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) naar de gesloten inrichting
waar hij thans verblijft. Op basis van eveneens de score op de RISc wordt klager thans algemeen verlof geweigerd. Klager heeft al eerder algemeen verlof gehad, welk verlof goed is verlopen. Het op basis van de uitkomsten van de RISc gestelde verhoogde
recidiverisico wordt niet gestaafd door de feiten.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wenst niet langer mee te werken aan TR (terugdringen recidive) en gaat niet akkoord met het reïntegratieplan, opgemaakt naar aanleiding van een afgenomen RISc. Tijdens de RISc is vastgesteld dat klager hoog scoort met betrekking tot
recidiveverhogende factoren, op de gebieden drugsgebruik, houding en denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Door de weigering hieraan te werken door middel van TR, waardoor geen interventies op genoemde gebieden kunnen plaatsvinden, is de kans op
recidive onaanvaardbaar hoog.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het coördinatiebureau Terugdringen Recidive heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft naar aanleiding van de eerdere verlofaanvraag aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie Twente heeft naar aanleiding van de eerste verlofaanvraag positief geadviseerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek, wegens onder meer overtreding van de opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van negen maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13
april 2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van vier dagen te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.
Uit de zich bij de stukken bevindende rapportage van het coördinatiebureau Terugdringen Recidive blijkt dat klager na zijn overplaatsing vanuit het huis van bewaring Karelskamp naar de gevangenis VBA te Zutphen is benaderd door een medewerker TR in
verband met de in te zetten interventies. Hierbij heeft klager aangegeven geen motivatie meer te hebben om deel te nemen aan TR. Door en namens klager is gemotiveerd betwist dat klager niet langer deel wenst te nemen aan de noodzakelijke interventies.
De selectiefunctionaris heeft dit niet deugdelijk weerlegd.
Daar komt bij dat klager kort voor het opstellen van het advies een goed verlopen algemeen verlof heeft genoten. Gelet op het hiervoor overwogene en het feit dat het einde van klagers detentie in zicht is, moet de afwijzing door de Minister van klagers
verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen
binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 28 februari 2006
secretaris voorzitter