Nummer: 05/3171/GB
Betreft: [klager] datum: 27 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 7 december 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in de gevangenis voor vrouwen Ter Peel te Sevenum ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klaagster is sedert 13 september 2005 gedetineerd.
Zij verbleef in het huis van bewaring voor vrouwen Ter Peel te Sevenum. Op 26 oktober 2005 is zij geplaatst in de gevangenis voor vrouwen Ter Peel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
2.2. Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 13 september 2005. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 september 2007.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klaagster is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Door de selectiefunctionaris zijn de voor klaagster zwaarwegende persoonlijke omstandigheden niet meegewogen. Dit had wel moeten gebeuren, nu klaagsters persoonlijke omstandigheden zich leenden voor een uitzondering en een humane reactie van de kant
van
het ministerie van justitie. In de beslissing, waarvan beroep, wordt niet ingegaan op de zorgwekkende situatie voor klaagster en haar nog jonge kinderen. Gelet daarop zijn het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel geschonden.
Klaagster heeft de zorg over haar nog twee jonge kinderen. Haar echtgenoot zit momenteel een zeer langdurige gevangenisstraf uit. Klaagster en één van haar kinderen zijn onder behandeling bij het RIAGG. De reclassering heeft nog recentelijk geadviseerd
om aan klaagster – gelet op de klemmende persoonlijke omstandigheden – toe te staan de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf te ondergaan door middel van elektronisch toezicht. Op dit advies van de reclassering is ten onrechte geen
acht geslagen. Momenteel wordt de opvang van haar kinderen (voorlopig) gedaan door de zoon van haar partner. Langere opvang is helaas niet mogelijk. Klaagster beschikt over een vaste verblijfplaats in Nederland en vormt geen reëel vluchtgevaar. Gelet
daarop is de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in een meer open setting voor klaagster wenselijk. Zulks klemt temeer nu klaagster niet de mogelijkheid heeft haar jongste kind bij haar te laten verblijven in de inrichting. Tenslotte geldt nog dat
bij klaagsters plaatsing geen dan wel onvoldoende rekening is gehouden met de reisafstand tussen de plaats waar haar detentie ten uitvoer wordt gelegd en de woonplaats van haar familie en kinderen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagsters lopende gevangenisstraf is van grotere duur dan de wettelijke maximumtermijn voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). De omstandigheden die door en namens klaagster worden aangevoerd, doen daaraan niet af. Zulks geldt
temeer nu klaagster, voorafgaande aan het plegen van de feiten waarvoor aan haar de onderhavige gevangenisstraf is opgelegd, de zorg over haar kinderen had en daar kennelijk de verantwoording niet voor heeft willen nemen.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Ter Peel is een gevangenis voor vrouwen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (d.d. 15 augustus 2000, nr. 504 2803/00/DJI) komen voor plaatsing in een b.b.i. naast zelfmelders ook gedetineerden in aanmerking die:
- een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen;
- een strafrestant hebben van maximaal 18 maanden, en
- beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
Nu klaagster geen zelfmeldster is en haar vroegst mogelijke datum van invrijheidstelling is gelegen op een datum die verder weg ligt dan 18 maanden, voldoet zij niet aan de criteria voor plaatsing in een b.b.i.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is daarom, nu klaagster voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Hetgeen klaagster heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 februari 2006
secretaris voorzitter