nummer: 06/411/GV
betreft: [klager] datum: 27 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 februari 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar. Vanuit een gesloten inrichting werd hij geselecteerd voor een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Hij kon daar op eigen gelegenheid naartoe. Bij
aankomst bleek dat hij alcohol had genuttigd, waarna hij werd teruggeplaatst naar een gesloten inrichting. Klager heeft nu voor de tweede keer om algemeen verlof gevraagd. Zijn verzoek werd afgewezen in verband met voormeld alcoholgebruik en het
gegeven
dat hij niets aan zijn agressieproblematiek doet. Klager stelt dat dit laatste ook niet door de rechter is opgelegd en gedurende de twee jaar die hij nu in detentie verblijft is van agressie nimmer gebleken.
De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich destijds onder invoed in een b.b.i. gemeld. Door zijn handelen heeft hij het in hem gestelde vertrouwen geschaad. De Minister acht het te vroeg om klager nu al een herkansing te geven. Dat kan in een later stadium altijd nog. Ook het
openbaar minister is thans geen voorstander van verlof. Klager heeft immers aangetoond niet met aan hem verleende vrijheden om te kunnen gaan.
Het wordt zinvoller geacht dat klager nu eerst aan zijn agressie- en alcoholproblematiek gaat werken. Een goed ingevuld penitentiair programma met voldoende controlemogelijkheden zou een optie kunnen zijn.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen adviseert het gevraagde verlof te verlenen, omdat klager goed functioneert op de afdeling waar hij thans verblijft.
Het openbaar ministerie heeft geadviseerd het gevraagde verlof niet te verlenen. Klager heeft aangetoond niet met vrijheden om te kunnen gaan.
De politie, regio Gouwe IJssel, heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen het gevraagde verlof .
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van één week te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 oktober 2006.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
De beroepscommissie stelt vast dat klager in het kader van zijn detentiefasering op enig moment in aanmerking kwam voor overplaatsing naar een b.b.i. Klager heeft het in hem gestelde vertrouwen geschaad door zich in mei 2005 onder invloed van alcohol
te
melden bij de b.b.i. Hij heeft daarmee aangetoond niet met hem verleende vrijheden om te kunnen gaan.
Hoewel voormelde contra-indicatie minder zwaar gaat wegen naarmate de v.i.-datum van klager dichterbij komt en hoewel klager in de gesloten inrichting waar hij thans verblijft gedragsmatig geen problemen oplevert, vormt het vorenstaande thans nog
voldoende contra-indicatie voor het afwijzen van klagers tweede verlofaanvraag. Derhalve kan de afwijzende beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klagers
beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 27 februari 2006
secretaris voorzitter