Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/3038/GA, 23 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/3038/GA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Almere-Binnen,

gericht tegen een uitspraak van 18 oktober 2005 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 februari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.C. Sassen, gehoord.
De directeur van het h.v.b. Almere-Binnen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag -voor zover in beroep aan de orde- betreft het feit dat klager één maand in de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) heeft verbleven in plaats van de opgelegde en de aan klager meegedeelde 14 dagen terzake waarvan klager geen
verlengingsbeschikking heeft gekregen, alsmede de vastgestelde tegemoetkoming.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Ter zitting van de beklagcommissie is er niet gesproken over de verlenging van het verblijf op de l.a.a.. Er is enkel inhoudelijk ingegaan op de aanleiding tot oplegging van de maatregel tot plaatsing van klager in afzondering. Het klopt dat de stukken
omtrent de verlenging niet zijn aangeboden, maar daar is verder niet over gesproken. Er is wel degelijk een verlenging verzonden naar de l.a.a.. De selectiefunctionaris heeft tijd nodig om een geschikte inrichting te selecteren waardoor hangende een
plaatsing een verblijf op een l.a.a. verlengd kan worden. Dit is ook het geval geweest bij klager.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is het eens met de beslissing van de beklagcommissie. De directeur heeft geen verlengingsbeschikking overgelegd. Op 18 oktober 2005 heeft de directeur de gelegenheid gekregen te reageren op het proces-verbaal van 29 september 2005, waarin klager
uitgebreid spreekt over een onrechtmatige verlenging. De eerst in beroep overgelegde verlengingsbeslissing van 19 juli 2005 is niet van een handtekening, noch van een dagtekening voorzien. Klager noch zijn raadsvrouw heeft indertijd een kopie van deze
verlengingsbeschikking ontvangen. Daarbij is de beschikking niet opgesteld in een voor klager begrijpelijke taal. Klager is voorafgaand aan de verlenging niet gehoord. Een deugdelijke motivering voor deze verlengingsbeschikking ontbreekt. Het enkele
feit dat er voor klager geen plek meer zou zijn om terug te keren is ontoereikend. Evenmin is gebleken dat er aanleiding zou hebben bestaan klager naar een beperkter regime over te plaatsen. Klager heeft veel nadeel ondervonden van deze verlenging.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat aan klager bij beslissing van 6 juli 2005 een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, ten uitvoer gelegd op de l.a.a., is opgelegd voor de duur van veertien dagen. De duur van die
ordemaatregel is, naar uit het aanvullende beroepschrift is gebleken, bij afzonderlijke beslissing van 19 juli 2005 verlengd met veertien dagen. Op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw, stelt de directeur de
gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord alvorens hij beslist over de plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan. Uit de beslissing van 19 juli 2005 blijkt niet dat is voldaan aan dat hiervoor genoemde wettelijke vormvoorschrift. Voorts
bevat de verlengingsbeschikking geen datum van uitreiking, noch een naam van degene die deze zou hebben uitgereikt. Klager en zijn raadsvrouw stellen, hetgeen onweersproken is, dat zij beiden geen afschrift hebben ontvangen. Tot slot kan, op grond van
het bepaalde in artikel 24, derde lid, van de Pbw, de directeur de duur van de ordemaatregel van afzondering telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot afzondering nog bestaat. Dit houdt in
dat de directeur steeds opnieuw een belangenafweging dient te maken. Uit de toelichting op het beroep blijkt dat de verlengingsbeslissing is genomen enkel op grond van het feit dat er voor klager geen plek meer zou zijn in het h.v.b. Almere-Binnen. Van
een belangenafweging, zoals daartoe op grond van het bepaalde in artikel 24, derde lid, van de Pbw, de verplichting bestaat, is dan ook niet gebleken. Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de onderdelen II en III.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. U. van de Pol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 23 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven