Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2470/GB, 5 januari 2006, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2470/GB

Betreft: [klager] datum: 5 januari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 oktober 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. van der Steen, op 17 november 2005 door een plv. lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van Unit 4 BIBA van de penitentiaire inrichtingen Haaglanden te ’s-Gravenhage ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 januari 2004 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in
het h.v.b. Rotterdam. Van daaruit is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Haaglanden te
‘s-Gravenhage. Op 12 september 2005 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van Unit 4 BIBA.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris op 17 november 2005 tegenover een lid van de Raad toegelicht. Daarvan is verslag gemaakt en een kopie van dat verslag is aan deze uitspraak gehecht.
De
inhoud van dat verslag geldt voor hier ingevoegd en herhaald.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 11 september 2005 is besloten klager over te plaatsen naar het h.v.b. van Unit 4 BIBA. Reden voor die overplaatsing was de rapportage van het h.v.b. Haaglanden en een advies van de inrichtingspsycholoog. Klager heeft last van wanen. Hij denkt dat
iedereen het op hem gemunt heeft. Hij is dwingend en eisend en als hij zijn zin niet krijgt, zet hij zijn eisen kracht bij middels het uiten van verbale dreigingen. Klager werd in het h.v.b. Haaglanden ondergebracht op de bijzondere zorgafdeling
(b.z.a.). Zijn beheersproblematiek bleek vervolgens het zorgaanbod van de b.z.a. te overstijgen. Het functioneren en de persoonlijkheid van klager vergen een begeleiding met structuur en zorg in een mate die wel binnen het b.i.b.a.-regime mogelijk is
maar niet in het h.v.b. Haaglanden. Klager geeft aan nooit met de psycholoog, die een b.i.b.a.-plaatsing adviseerde, te hebben gesproken. Daarnaast geeft hij aan bij het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) te hebben verzocht om
overplaatsing naar een regulier h.v.b. Ten aanzien van de wijze van totstandkoming van de rapportage van de psycholoog geldt dat dit onder de verantwoordelijkheid van de psycholoog valt en dat de selectiefunctionaris daar geen bemoeienis mee heeft. De
omstandigheid dat klager verzocht heeft om overplaatsing naar een regulier h.v.b. laat onverlet dat de selectiefunctionaris een eigen keuze maakt aan de hand van de hem aangeleverde gegevens.

4. De beoordeling
4.1 Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2 Blijkens het selectieadvies van de directeur van het h.v.b. Haaglanden d.d. 19 september 2005, is tot een overplaatsingsvoorstel beslist op grond van de omstandigheid dat door de directeur van het h.v.b. Rotterdam werd doorgegeven dat in
klagers
verblijfsruimte aldaar een gat in de muur was aangetroffen. Daarnaast zou klagers gedrag op de b.z.a. van het h.v.b. Haaglanden aanleiding geven tot overplaatsing naar een andere inrichting, bij voorkeur een b.i.b.a., hetgeen wordt ondersteund door het
advies van de inrichtingspsycholoog.
De beroepscommissie acht niet zonder meer aannemelijk geworden dat klager een gat in de muur van zijn verblijfsruimte in het h.v.b. Rotterdam heeft gemaakt. Klager heeft aangevoerd dat die verblijfsruimte bij zijn overplaatsing is gecontroleerd en dat
toen geen gat is aangetroffen. Na hem, en voordat dat gat is geconstateerd, heeft een andere gedetineerde in die verblijfsruimte verbleven, die dat gat gemaakt kan hebben. Dit argument voor een b.i.b.a.-plaatsing is derhalve onvoldoende om de
beslissing
te onderbouwen.
Naar de toelichting bij de regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden leert, worden de selectiecriteria voor de b.i.b.a. gevormd door de selectiecriteria voor een uitgebreid beveiligde inrichting met de criteria voor een
individueel
regiem en de criteria voor de bijzondere zorg van de i.b.a. met elkaar te combineren. Hetgeen ter onderbouwing van de beslissing is aangevoerd, waarbij mede acht wordt geslagen op het advies van de inrichtingspsycholoog, voldoet niet aan de eisen die
gelet daarop worden gesteld.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven