Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2704/GM, 16 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2704/GM

betreft: [klager] datum: 16 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de verslaafden begeleidingsafdeling (v.b.a.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 oktober 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 januari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan voormeld v.b.a. is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 september 2005, betreft:
a. het niet (permanent) arbeidsongeschikt verklaren van klager in verband met zijn rugklachten;
b. de weigering toestemming te verlenen voor een medisch matras.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft rugklachten sinds zijn arrestatie. Hiervoor krijgt hij fysiotherapie. Sinds zijn plaatsing op de v.b.a. zijn de problemen ontstaan. Op de v.b.a. is de arbeid verplicht. Klager doet
voornamelijk
zittend werk. De klachten zijn dan het meest heftig. Klager is eerder door de inrichtingsarts een week arbeidsongeschikt verklaard. Na deze periode is klager weer aan het werk gegaan. Na een paar dagen kreeg hij echter weer last van zijn rug. De
symptomen zijn hetzelfde, maar toch wordt hij verplicht om door te werken. Zij zeggen dat hij dan een stuk moet gaan lopen. Ook heeft klager pijnstillers gekregen. Klager weigert echter pijnstillers in te nemen om te gaan werken. Klager is toch met
veel
last en irritatie aan de rug naar de arbeid gegaan. Uiteindelijk leidde dit tot een conflict met de werkmeester. Het ging gewoon niet en hij heeft zich ziek gemeld. Het is niet duidelijk of klager zelf is weggegaan of de arbeid moest verlaten. Hij
kreeg
een rapport. Klager wil graag de arbeid kunnen verlaten als hij last van zijn rug heeft. Dit is thans wel mogelijk, maar hij zit dan vervolgens 24 uur achter de deur en krijgt geen loonvervangende financiële tegemoetkoming. De klachten zijn inmiddels
een stuk minder. Klager vindt dat de opmerking van de inrichtingsarts dat privileges in de vorm van programmaongeschiktheid voor hem tot een onbeheersbaare situatie zullen leiden, aantoont dat hij nimmer arbeidsongeschikt zal kunnen worden verklaard.
De
opmerking dat het de inrichtingsarts niet duidelijk is waarover klager klaagt, vindt klager grievend.
Volgens de inrichtingsarts komt klager niet in aanmerking voor een medisch matras omdat iedereen er om vraagt. Er zijn vijf matrassen in de inrichting beschikbaar. Het afdelingshoofd had klager toegezegd een matras te zullen bestellen. Pas na enkele
weken ontving klager een gebruikt medisch matras van een andere gedetineerde die de inrichting had verlaten. De medische dienst heeft volgens klager een rol gespeeld bij het niet verkrijgen van een medisch matras.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Voor de inrichtingsarts is niet geheel duidelijk waar klager over klaagt. De rugklachten van klager zijn sterk wisselend van ernst en hangen nauw samen met zijn algemeen welbevinden. Privileges
in de vorm van programmaongeschiktheid zullen zeker bij klager tot een onbeheersbare situatie leiden.
De rugklachten van klager dateren van korte tijd; het fysisch diagnostisch onderzoek heeft geen aanleiding gegeven nadere hulponderzoeken te laten verrichten. Klager heeft tegen het advies van de inrichtingsarts in, via de maandcommissaris een speciaal
matras afgedwongen.

3. De beoordeling
a.
Uit de stukken waaronder het medisch dossier van klager blijkt dat klager een wisselend klachtenpatroon heeft ten aanzien van zijn rug. De rugklachten nemen vooral na een periode van zittend werk toe. Tegen deze achtergrond is de beslissing van de
inrichtingsarts klager niet permanent arbeidsongeschikt te verklaren niet onbillijk. Overigens is de beroepscommissie van oordeel dat de klachten van klager door de medische dienst serieus zijn genomen. Voor een korte periode van een week is klager
vanwege zijn rugklachten arbeidsongeschikt verklaard. Verder zijn aan hem pijnstillers verstrekt. Gebleken is echter dat klager weigert deze pijnstillers in te nemen. Voorzover klager hierdoor toenemende klachten ondervindt tijdens de arbeid, valt dat
de inrichtingsarts niet te verwijten.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal op dit onderdeel
derhalve ongegrond worden verklaard.

b.
Gebleken is dat aan klager inmiddels door tussenkomst van de maandcommissaris een medisch matras is verstrekt. Uit de toelichting van de inrichtingsarts op de klacht en het medisch dossier blijkt niet om welke reden aan klager aanvankelijk geen medisch
matras kon worden verstrekt. De inrichtingsarts heeft de inrichting kennelijk hierover negatief geadviseerd; onduidelijk is gebleven of dit advies al dan niet is gebaseerd op objectiveerbare klachten van klager. Nu een nadere motivering van de
inrichtingsarts hierover in beroep is uitgebleven, zal het beroep op dit onderdeel gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van de klacht ongegrond.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van de klacht gegrond en bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven