nummer: 05/2729/GA
betreft: [klager] datum: 16 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 augustus 2005 van de beklagcommissie bij de unit 4 BIBA te Den Haag,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde unit in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het innemen van een eerder aan klager verstrekte enkelbrace.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk in zijn beklag is verklaard. Een door een p.i.w.-er gegeven bevel moet als een beslissing van de
directeur worden aangemerkt. De inbeslagname van de enkelbrace heeft bovendien niets te maken met medisch handelen. Het is ongewenst en in strijd met de bedoeling van de wetgever dat de medische dienst dergelijke bevelen zou kunnen geven, temeer omdat
daartegen geen beklag of beroep open staat. Op grond van de Pbw kan de directeur bevoegdheden overdragen aan het personeel. De gedetineerde dient er van uit te gaan dat de ambtenaar zijn taak bevoegd uitoefent. Klager is hier vanuitgegaan. Een p.i.w-er
is niet bevoegd tot medisch handelen. Uit de wet is niet op te maken dat de medische dienst dergelijk medisch handelen kan delegeren aan een p.i.w.-er. Bovendien was niet duidelijk dat de p.i.w.-er handelde in opdracht van de medische dienst. Ook al
zou
het geen beslissing van de directeur betreffen, dan nog blijft de directeur hiervoor verantwoordelijk. Nu het gestelde in beklag en beroep niet is weersproken door de directeur, meent klager dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Tevens moet de
directeur opdracht worden gegeven de rechtsgevolgen van de beslissing ongedaan te maken danwel dient een tegemoetkoming te worden vastgesteld.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Nu vast is komen te staan dat de opdracht tot het innemen van de enkelbrace is gegeven door de medische dienst, kan niet worden gesproken van een beslissing van de directeur zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, Pbw waartegen beklag mogelijk is.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 februari 2006
secretaris voorzitter