Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2278/GM, 14 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2278/GM

betreft: [klager] datum: 14 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 september 2005 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 oktober 2005, gehouden in de locatie Zoetermeer is klager gehoord. De tandarts verbonden aan voormeld h.v.b. is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Op 8 november 2005 is de
inrichtingstandarts naar aanleiding van de toelichting van klager ter zitting verzocht nader te reageren. Op 7 december 2005 ontving de beroepscommissie zijn reactie. Klager is in de gelegenheid gesteld hier nader op te reageren bij brief van 14
december 2005. Van klager is geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 17 juni 2005, betreft het nalaten tandheelkundige problemen te verhelpen.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager had op 8 juni 2005 een afspraak bij de kaakchirurg voor een operatie om klagers gebit te verwijderen. De medische dienst heeft toegezegd voor vervoer te zullen zorgdragen. Klager heeft echter vervolgens
niets
vernomen. De medische dienst beweert dat hij twee keer na een oproep niet is komen opdagen. Dat is echter niet juist. Volgens klager is er sprake van een misverstand. In de inrichting is er nog een gedetineerde met dezelfde achternaam. Deze
gedetineerde
blijkt te zijn opgeroepen. Klager ondervindt veel last van zijn tanden en kan niet goed eten vanwege de pijn. Hij kan thans slechts vloeibaar voedsel tot zich nemen.

De tandarts heeft voor de tandheelkundig adviseur en in beroep zijn standpunt toegelicht door te vermelden dat klager na zijn laatste extractie op 19 mei en 7 juli 2005 is opgeroepen voor de tandarts, maar daar geen gehoor aan heeft gegeven. Sedertdien
heeft klager nooit meer aangegeven gebitsklachten te hebben. In zijn nadere toelichting licht de tandarts zijn standpunt toe door te vermelden dat klager op 13 oktober 2005 voor het eerst een consult heeft aangevraagd. Met klager heeft een uitvoerig
gesprek plaatsgevonden. Er heeft geen overleg met de tandarts van buiten plaatsgevonden. Op 15 november 2005 heeft klager de inrichting verlaten.

3. De beoordeling
Omtrent de beoordeling van de klachten van klager aan zijn tanden en het niet doorgaan van het door de medische dienst toegezegde vervoer van klager op 8 juni 2005 naar de kaakchirurg, staat de beroepscommissie voor de vraag of de door de medische
dienst overgelegde gegevens betrekking hebben op klager. Volgens klager is sprake van een misverstand. Niet hij maar een medegedetineerde met dezelfde achternaam is opgeroepen voor het vervoer.
De beroepscommissie stelt op basis van de op 7 december 2005 ontvangen nadere reactie van de inrichtingstandarts en de daarbij gevoegde patiëntenkaart vast, dat klager op 13 oktober 2005 voor het eerst door de inrichtingstandarts is gezien. Uit de
patiëntenkaart blijkt dat op het beklag van klager is geantwoord door te verwijzen naar een ander persoon dan klager. Gelet op dit misverstand moet worden aangenomen dat niet klager maar een andere gedetineerde met dezelfde achternaam is opgeroepen
voor
het vervoer naar de kaakchirurg. Tevens moet worden aangenomen dat de tandarts pas op 13 oktober 2005 voor het eerst heeft kennis genomen van de klachten van klager aan zijn tanden. Het aanvankelijk voor de tandheelkundig adviseur en in beroep gevoerde
verweer heeft betrekking op de betreffende gedetineerde en dus niet op klager.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de tandarts niet zorgvuldig is en kan worden aangemerkt als in strijd met de in artkel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
gegrond worden verklaard. Gelet op het door klager ondervonden ongemak zal aan hem een tegemoetkoming worden toegekend van € 50,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van het h.v.b. Arnhem-Zuid toekomende tegemoetkoming op € 50,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en P. Hanedoes, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 14 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven