nummer: 05/2433/GM
betreft: [klager] datum: 14 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 september 2005 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 januari 2006, gehouden in de penitenitaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.T.M. Zumpolle, en [...], hoofd verpleegkundige bij de medische dienst van voormeld
h.v.b.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 augustus 2005, betreft het niet serieus nemen van klagers (hart)klachten.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. De klachten van klager worden door de medische dienst niet serieus genomen. Klager heeft pijn op de borst en heeft last van tintelingen in zijn arm. Voor zijn detentie heeft klager een
hartinfarct
gehad. De klachten aan zijn arm zijn ontstaan na een lichte beroerte. Als klager druk op z’n borst voelt, wordt hem geadviseerd het tijdstip te noteren. De medische dienst neemt enkel zijn bloeddruk op. Er wordt niet naar hem geluisterd. Klager is al
aan zijn vijfde flesje nitrolingual bezig voor als hij pijn op zijn borst heeft. Hij gebruikt dit middel een paar keer per week. Er wordt te laat gereageerd op zijn verzoeken om met een arts te spreken. Klager is bezorgd om zijn gezondheid en bang dat
er ’s nachts niet snel genoeg wordt gereageerd. Daarom heeft klager om een noodbel op zijn cel verzocht. Klager heeft verder tintelingen gevoeld wat hem angstig maakt voor een nieuwe beroerte. Zijn angsten worden echter niet door de medische dienst
weggenomen. Klager heeft ook last van spierpijn. Als hij gaat liggen kan hij bijna niet meer opstaan en als hij te lang stilstaat gaan al zijn spieren zeer doen. In een tijd van vier weken is klager 30 kilo afgevallen. Uit de opmerking dat het
opgetreden gewichtsverlies een goede ontwikkeling is, ontleent klager niet het vertrouwen dat de medische dienst goede medische zorg verleent. Het enige waar de medische dienst op let is het roken. Klager rookt zo’n drie pakjes shag per week. De
reactie
van 17 oktober 2005 is niet opgesteld door de inrichtingsarts maar door de verpleegkundige. Het is de vraag of deze reactie gezien kan worden als een reactie van de inrichtingsarts.
Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen. Klager is in mei 2005 binnengekomen in de inrichting. Tijdens het intakegesprek heeft klager verteld dat hij hartklachten had. Daarop is hij doorgestuurd naar de arts voor een gesprek.
Tevens is informatie opgevraagd bij de huisarts. Klager ontving dezelfde medicijnen als voor zijn detentie. Na een onderzoek door de cardioloog heeft klager nieuwe medicijnen ontvangen. Klager is met grote regelmaat door de artsen en verpleegkundigen
gezien, 31 maal door de inrichtingsarts waaronder 9 spoedconsulten. Klager vraagt gemiddeld eens in de 49 uur een consult aan bij de arts. De klachten van klager worden zeer serieus genomen. Bij twijfel wordt hij ter observatie aangeboden aan de
afdeling cardiologie. Buiten zijn hartproblematiek, bezoekt klager de medische dienst voor diverse andere lichamelijke klachten die al dan niet gerelateerd zijn aan zijn hartproblematiek. Het is niet juist dat pas aandacht aan klager is besteed nadat
hij zou hebben gedreigd met het medisch tuchtcollege. Klager is verder niet 30 maar 16 kilo afgevallen in drie maanden, wat gezien de gezondheidstoestand van klager een goede ontwikkeling is. Klager heeft een verlengde bel op zijn cel voor
noodsituaties.
3. De beoordeling
Uit de stukken waaronder het medisch dossier van klager en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager met grote regelmaat door de medische dienst wordt gezien in verband met zijn klachten. Klager wordt hierbij gecontroleerd en zonodig wordt op
de klachten gereageerd door klager verder te laten onderzoeken, eventueel door hem naar de cardioloog te verwijzen. Klager heeft ter zitting niet duidelijk kunnen aangeven wat hij precies van de medische dienst verlangt, anders dan dat zijn klachten
aanhouden. De medische dienst kan hieromtrent echter geen verwijt worden gemaakt. Niet is gebleken dat de medische dienst niet de juiste zorg aan klager heeft verstrekt. Gelet op de gezondheidstoestand van klager kan de beroepscommissie zich vinden in
het oordeel van de medische dienst dat een gewichtsverlies van klager geen ongunstige ontwikkeling is. De beroepscommissie voegt hieraan toe dat ook het minderen met roken voor klager een gunstige uitwerking op zijn gezondheid kan hebben.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 14 februari 2006
secretaris voorzitter