nummer: 05/2614/GA
betreft: [klager] datum: 20 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 13 oktober 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) De Geerhorst te Sittard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], locatiedirecteur bij het h.v.b. De Geerhorst. De directeur heeft bij faxbericht van 18 januari 2006 nadere
inlichtingen verstrekt die ter kennisneming naar klager zijn verstuurd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klagers scheerapparaat bij de invoer door het personeel van de inrichting kapot is gemaakt.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is vanuit het politiebureau naar de inrichting gebracht. Klager heeft een scheerapparaat ingevoerd. Het scheerapparaat heeft voor klager grote emotionele waarde want hij heeft het van zijn schoonmoeder gekregen. Bij de invoer van het
scheerapparaat is de tondeuse van het apparaat afgehaald. Het personeel deelde klager mede dat het apparaat open is geweest en dat de tondeuse er vanaf is gehaald omdat het als gereedschap voor ontvluchting zou kunnen worden gebruikt. Het
scheerapparaat
werkte wel voordat het werd ingevoerd, maar daarna niet meer. Klager heeft dit gemeld bij een collega van de directeur.
De locatiedirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft naar aanleiding van het beklag inlichtingen ingewonnen bij het personeel. Het blijkt echter niet te gaan om een celinspectie, zoals hij aanvankelijk veronderstelde, maar om de invoer van het scheerapparaat en de controle daarvan door
het personeel van de badafdeling. Daar heeft de directeur nog geen inlichtingen ingewonnen. Als klager zegt dat het apparaat kapot is, gaat de directeur daar vanuit. Het personeel haalt nooit zelf onderdelen van apparaten af. Als een voorwerp niet mag
worden ingevoerd, blijft het achter bij de badafdeling en krijgt de betreffende gedetineerde daar bericht van.
De directeur heeft per faxbericht van 18 januari 2006 het volgende bericht.
De invoer van scheerapparaten met ingebouwde tondeuse is toegestaan. Apparaten worden nimmer door het personeel van de badafdeling opengemaakt. Indien een apparaat niet is toegestaan, krijgt de bewoner hier een melding van en dient hij het betreffende
apparaat uit te voeren. Indien een apparaat stuk of beschadigd blijkt, maar nog goed en veilig te gebruiken is, wordt dit op de kaart aangetekend en wordt invoer toegestaan. Op de kaart van klager staat het scheerapparaat vermeld, zonder aantekening
van
(zichtbare) beschadiging. De medewerkers van de badafdeling kunnen zich ook geen defect scheerapparaat herinneren. Indien de tondeuse reeds bij invoer van het apparaat verwijderd was, zonder verdere beschadiging, dan zou dit voor hen geen aanleiding
zijn de invoer van het apparaat te verbieden.
3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat klager begin september 2005 een scheerapparaat heeft ingevoerd. Klager heeft geconstateerd dat het apparaat niet werkt. De beroepscommissie komt, ook in het licht van de door de directeur verstrekte informatie, tot het
oordeel
dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de schade aan het scheerapparaat van klager is ontstaan door toedoen van (het personeel van) de inrichting. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de
beklagrechter. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 20 februari 2006
secretaris voorzitter