Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2979/GB, 9 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2979/GB

Betreft: [klager] datum: 9 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.J.A.M. Modderkolk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 november 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 24 augustus 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Maashegge te Overloon. Op 6 oktober 2005 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Arnhem-Zuid, van waaruit hij op 1 november 2005 is geplaatst in de
gevangenis van de locatie Dordtse Poorten, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 24 november 2005, met nummer 11.973 Mh, van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Maashegge, is klagers beklag betreffende een aan hem opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel,
wegens aan de verblijfsruimte aangebrachte vernielingen ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen. Op het beroep van klager, met kenmerk 05/3080/GB is nog niet beslist. Klager en zijn raadsman hebben desgevraagd aangegeven de beslissing van de
beroepscommissie op dat beroep – mede gelet op de einddatum van klagers detentie – niet te willen afwachten.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Verzoekers bejaarde moeder en stiefvader wonen in Duitsland, in Kleef hetgeen de omgeving van Nijmegen is. Klagers ouders kunnen hem door zijn plaatsing in Dordrecht slechts moeilijk bezoeken. Indien klager dichterbij de woonplaats van zijn ouders, te
denken valt aan Vught, Arnhem of Sittard, zou worden geplaatst, kunnen zij hem vaker bezoeken. Dit speelt des temeer omdat klager hartpatiënt is en hem in de gevangenis in de locatie Dordtse Poorten de toegang tot de arts wordt onthouden. Klagers
beroep
is mede gericht tegen de aanleiding van klagers overplaatsing vanuit de locatie Maashegge naar een andere inrichting. Klager is overgeplaatst naar het h.v.b. Arnhem-Zuid op grond van een beschuldiging die iedere grond ontbeert. Blijkens een uitspraak
van de beklagcommissie bij de locatie Maashegge, ten aanzien van een andere klager maar (onder meer) ten aanzien van het feit waarvoor klager is overgeplaatst, achtte de beklagcommissie niet aannemelijk dat klager (of zijn celgenoot) de vernieling van
het celraam had veroorzaakt. Het beklag van de betreffende medegedetineerde is gegrond verklaard.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef als arrestant in het h.v.b. Maashegge te Overloon. Naar aanleiding van een constatering door het personeel met betrekking tot vernielingen in de cel zijn klager en zijn medegedetineerde (het betrof een meerpersoonscel) in afzondering
geplaatst. Bij die plaatsing in afzondering heeft klager zich zodanig gedragen, dat door de directeur is besloten de in eerste instantie opgelegde ordemaatregel om te zetten in een disciplinaire straf, welke met instemming van de selectiefunctionaris
ten uitvoer is gelegd in de Landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught. Omdat klager terugkeer naar de locatie Maashegge niet gewenst was, is hij geselecteerd voor plaatsing in het h.v.b. Arnhem-Zuid. In het kader van zijn verdere
detentieverloop is klager, die ongeschikt wordt geacht voor plaatsing in een meer open setting, geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten. Bij die plaatsing is rekening gehouden met de – zo verstaat de beroepscommissie
– mogelijkheid tot een snelle feitelijke plaatsing van klager.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Dordtse Poorten is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Weliswaar heeft de beroepscommissie nog niet op het door klager ingediende beroep met betrekking tot de aanleiding voor zijn overplaatsing vanuit de locatie Maashegge beslist, maar dit behoeft geen beletsel te zijn om thans op het onderhavige
beroep te beslissen. Klager is naar aanleiding van zijn gedrag bij de aanvang van de tenuitvoerlegging van een ordemaatregel, disciplinair gestraft (met intrekking van die ordemaatregel). Dat gedrag is de uiteindelijke aanleiding geweest voor klagers
overplaatsing naar een andere inrichting. De vraag of de oplegging van die ordemaatregel al dan niet op goede gronden is geschied, doet daaraan niet af. Indien klager zich niet kon verenigen met de aan hem opgelegde ordemaatregel, stonden voor hem
immers andere mogelijkheden open dan het plegen van verzet. De beroepscommissie acht de beslissing van de selectiefunctionaris – om klager over te plaatsen naar het h.v.b. Arnhem-Zuid – daarom niet onredelijk of onbillijk. Nu klager op goede gronden is
overgeplaatst naar de locatie Arnhem-Zuid, zal de beroepscommissie haar beoordeling verder beperken tot de vraag of klagers plaatsing in de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten op goede gronden is geschied.

De beroepscommissie stelt daartoe allereerst vast dat klager voldoet aan de criteria voor opname de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten. Dit wordt op zich ook niet door klager bestreden. Klager maakt met name bezwaar tegen de plaats waar de
detentie aan hem ten uitvoer wordt gelegd. Klager zou, gelet op zijn eigen gezondheidstoestand en de (on)mogelijkheid van regelmatig bezoek van zijn ouders, liever een in inrichting dichter bij de woonplaats van zijn ouders geplaatst willen worden. Ten
aanzien van klagers gezondheidstoestand, welke overigens niet wordt onderbouwd met (één of meer) medische verklaring(en), geldt dat de beroepscommissie geen aanleiding ziet voor de aanname dat klager in de door hem genoemde inrichtingen een betere
medische verzorging geboden zou worden dan in de locatie Dordtse Poorten. Met betrekking tot het argument dat klagers ouders niet in staat zijn om regelmatig bij klager op bezoek te kunnen komen geldt, dat enig ongemak ten aanzien van de bereikbaarheid
van gedetineerden voor hun bezoek in beginsel inherent is aan de detentie terwijl de door klager gestelde onmogelijkheid voor zijn ouders om hem regelmatig te bezoeken ook niet nader feitelijk is onderbouwd. Gelet daarop kon de selectiefunctionaris aan
de optimale capaciteitsbenutting van de detentie-inrichtingen in dit geval voorrang geven boven het gestelde belang van klager. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet daarom, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven