Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0143/GB, 9 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/143/GB

Betreft: [klager] datum: 9 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Wouters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 december 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de bijzondere voorwaarde van het nakomen van een afbetalingsregeling met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden, verbonden aan de selectiebeslissing tot
deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 mei 2005 gedetineerd. Na een verblijf in de gevangenis Veenhuizen is hij op 31 augustus 2005 overgeplaatst naar de beperkt beveiligde inrichting Veenhuizen. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 20
december 2005 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de locatie Noordsingel te Rotterdam.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager verzet zich tegen de hem opgelegde bijzondere voorwaarde van het nakomen van een afbetalingsregeling met het CJIB en dan met name met de hoogte van het totaalbedrag van die afbetalingsverplichting. Namens klager zijn bankafschriften overgelegd,
waaruit kan blijken dat (een deel van) dit bedrag al is voldaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ten tijde van de selectie van klager voor deelname aan een p.p. stonden er bij het CJIB van klager een aantal boetes open. De selectiefunctionaris heeft, na het indienen van het bezwaarschrift, een en ander met het CJIB telefonisch besproken en toen
bleek dat er een bedrag van € 446,17 aan geldboetes openstond. Om die reden is het bezwaar ongegrond verklaard. De namens klager overgelegde betalingsbewijzen dateren van voor het overzicht van bij het CJIB openstaande geldboeten van klager. Dit
overzicht geeft daarom het restantbedrag aan.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat er ten tijde van het nemen van de selectiebeslissing ten aanzien van klager een aantal boetebedragen bij het CJIB openstonden. Op grond daarvan wordt hen niet meer dan redelijk geacht dat de
selectiefunctionaris aan zijn beslissing om klager toe te staan deel te nemen aan dat p.p., de aangevallen bijzondere voorwaarde verbond. Daarbij geldt nog dat, indien, zoals klager stelt, de verschuldigde bedragen door of namens klager zijn voldaan
voor het verstrijken van de in de beslissing vermelde termijn, aan de voorwaarde is voldaan. Gelet daarop moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris om aan zijn selectiebeslissing de bestreden bijzondere
voorwaarde te verbinden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven