Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2977/GB, 9 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2977/GB

betreft: [klager] datum: 9 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. J.B. Boone, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 november 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.B. Boone, op 13 januari 2006 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als afgestrafte in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 20 juni 2002 gedetineerd. Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaren jaar met aftrek wegens het begaan van een misdrijf strafbaar gesteld in artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of
omstreeks 20 maart 2006. Aansluitend is er sprake van bewaring terzake van een toelaatbaar verklaard uitleveringsverzoek aan Servië-Montenegro.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat hij geen bijstand behoeft van een tolk.
De wijze waarop klager is geboeid voor deze zitting is mensonterend.
De argumenten om klager in de EBI te houden zijn nog steeds dezelfde. Bij de reeds bestaande argumenten van verlenging van het verblijf van klager in de EBI is nu een argument gevoegd dat betrekking heeft op de raadsman. Er is aangevoerd dat klager
zijn
raadsman instrueert om informatie aan de media te verstrekken. De raadsman laat zich echter door niemand instrueren. Vanuit de media is aan de raadsman gevraagd om een oordeel over de zaak te geven. Dit heeft de raadsman niet op eigen initiatief
gedaan.
Uit dit argument blijkt de wanhoop van de staat ten aanzien van deze zaak. De toestand van klager is mensonterend. In al die jaren van klagers verblijf in de EBI is niet gebleken van enige aanwijzing dat klager in de EBI moest verblijven. Klager heeft
geen hoop meer op een rechtvaardig oordeel van deze Raad.
Op 17 maart 2006 is de detentie van klager ten einde. Daarna zal klager worden uitgeleverd aan Servië-Montenegro. Duitsland heeft inmiddels het uitleveringsverzoek ingetrokken. De zaak in Amsterdam, waarvan klager werd verdacht, is geseponeerd met de
mededeling dat klager op geen enkele wijze is betrokken bij deze zaak. Klager is ongewenst vreemdeling verklaard en zal zich tegen die uitspraak niet verzetten. Hij zal zonder problemen naar Servië-Montenegro gaan. Het openbaar ministerie zoekt de
media
op in de zaak van klager zodat het de maatschappij kan laten zien dat er goed is gehandeld door klager op te pakken en in de EBI te laten verblijven.
Een van de argumenten voor het voortdurende verblijf in de EBI is dat klager extreem beveiligd wordt vervoerd, onder andere per helikopter. Echter, daarmee wordt de redenering voor het verblijf in de EBI omgedraaid.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI te Vught is aangegeven dat wordt geadviseerd het verblijf van klager in de EBI te verlengen. In juni 2005 werd de EBI-status van klager verlengd. Een van de destijds aangevoerde argumenten in
het inrichtingsadvies was het feit dat klager zelfs vanuit de EBI contacten met derden wist te leggen. Daarmee had klager de veiligheid van de inrichting in het geding kunnen brengen en eventueel buiten de zeer uitgebreide beveiliging van de EBI om een
ontsnapping met hulp van buitenaf zou kunnen opzetten. De afgelopen periode is gebleken dat betrokkene in de positie verkeert om zijn advocaat te instrueren en de pers opnieuw van informatie te voorzien welke de veiligheid van de inrichting en de
personen in het geding kan brengen. Gezien het bovenstaande, de reden van plaatsing in de EBI, de uitlevering van klager aan Servië-Montenegro, de inhoud van het laatste rapport van het GRIP en het gegeven dat externe clusterpartners gedurende de
afgelopen twee jaren steeds het advies hebben gegeven het verblijf van klager in de EBI te verlengen, brengen de directeur tot de conclusie dat een mogelijk ontvluchting of bevrijding van klager nog immer tot grote maatschappelijke onrust zal leiden
waarbij ook andere dan alleen nationale belangen in het geding zullen zijn.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 9 november 2005 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
De selectiefunctionaris heeft met klager uitvoerig gesproken over het feit dat zijn naam/persoon zeer regelmatig in de media opduikt. Zo was zijn advocaat, mr. Boone, een week daarvoor nog op de televisie en werd ook daar de (voor)naam van klager
genoemd. Klager meent dat de informatie die daar is gegeven weinig waarde heeft. Hij verwijst hiervoor naar het soort programma. Door allerlei omstandigheden, zo meent klager, worden zaken (hij) groter gemaakt dan ze (hij) in werkelijk zijn. Het regime
/ de dagindeling ervaart hij als zeer sober sinds de komst van gedetineerde [A]. Er is naar klagers mening ook geen gemeenschapsregime nu hij slechts met één gedetineerde een dagprogramma deelt. Zelf meent klager dat er absoluut geen reden is om hem
langer in de EBI te detineren. Tenslotte is er geen Nederlandse gedetineerde die tot aan zijn ontslagdatum in de EBI verblijft. Klager heeft zich niet verzet tegen zijn uitlevering aan Servië-Montenegro. Hij wil graag naar een ‘normale’ gevangenis.
Gelet op het feit dat klager, gewild of ongewild, zeer regelmatig in de media wordt genoemd, is de selectiefunctionaris van mening dat een eventuele onttrekking een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt. Daarbij moet nog steeds aannemelijk worden
geacht dat klager over middelen beschikt die een onttrekking mogelijk maken.

3.4. De selectiefunctionaris heeft in zijn brief van 24 november 2005 het volgende bericht.
Verwezen wordt onder meer naar eerdere brieven van de selectiefunctionaris van 22 augustus 2002, 24 februari 2003, 14 augustus 2003, 4 februari 2004, 29 april 2004 en 13 augustus 2004, 1 februari 2005 en 24 juni 2005. Klager is inmiddels veroordeeld
tot
een onherroepelijke gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van voorarrest. Aansluitend aan de tenuitvoerlegging van genoemde gevangenisstraf zal klager worden uitgeleverd aan Servië-Montenegro. Een en ander in verband met het plegen van zeer
ernstige, gewelddadige delicten waarvan klager wordt verdacht. Daarbij zou het gaan om het uitlokken/medeplegen van een dubbele moord in 1995, waarbij tevens het leven van drie anderen in gevaar werd gebracht. Klager zou daarbij een geldelijke beloning
hebben toegezegd en een automatisch vuurwapen en een auto ter beschikking hebben gesteld. Hij wordt nog steeds extreem zwaar beveiligd vervoerd. Ook vonden zittingen en verhoren van de raadkamer plaats in de EBI. Op 11 maart 2005 werd klager per
helikopter van de rechtbank teruggebrachtnaar de EBI. Recent (2004) en ook zeer recent nog (na 24 juni 2005) is gebleken dat hij in staat is vanuit de EBI niet-toegestane contacten te leggen, waarmee hij er blijk van heeft gegeven de veiligheid van de
penitentiaire inrichting in gevaar te kunnen brengen door in staat te zijn hulp van buitenaf te organiseren gericht op de invulling van eventuele ontvluchtingvoornemens. Voorstelbaar is dat klager in een minder goed beveiligde inrichting verdergaande
niet toegestane contacten onderhoudt met de buitenwereld, die tot doel zouden kunnen hebben dat klager zich, al dan niet met gebruikmaking van geweld van buitenaf, zou kunnen onttrekken aan detentie, waarmee ook een ongestoorde uitlevering van klager
in
gedrang zou komen. Bij ontvluchting zou klager een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen. Gelet op een en ander heeft de selectiefunctionaris besloten tot handhaving van klager in de EBI.

3.5. Het Landelijk Parket heeft per brief van 31 augustus 2005 aan klager laten weten dat hij niet langer als verdachte wordt aangemerkt in het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar twee liquidaties in Amsterdam.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden
geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.
Nu klager inmiddels onherroepelijk is veroordeeld en zijn strafrestant minder dan 18 maanden bedraagt is het bepaalde in artikel 26, vijfde lid, van de Regeling in het bijzonder van belang. In dat artikellid is bepaald dat een in de Extra Beveiligde
Inrichting verblijvende gedetineerde wiens strafrestant nog slechts anderhalf jaar of minder bedraagt uit de Extra Beveiligde Inrichting wordt geplaatst, tenzij:
a. er sprake is van een uitlevering of dreigende uitlevering,
b. er nog immer sprake is van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico bij ontvluchting,
c. de betrokken gedetineerde in de voorafgaande periode van een jaar ontvlucht is, een ontvluchtingspoging heeft gedaan of op andere wijze de orde en veiligheid in de inrichting ernstig in gevaar heeft gebracht, of
d. er nog steeds valide informatie van het meldpunt-GRIP dan wel het Openbaar Ministerie aanwezig is omtrent een reëel vluchtgevaar van de gedetineerde.

4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
In haar beslissing van 2 september 2005 met kenmerk 05/1558/GB, waarbij het beroep van klager tegen de verlenging van zijn verblijf in de EBI ongegrond is verklaard, heeft de beroepscommissie overwogen dat zij het van belang acht dat klagers
uitlevering
ongestoord kan verlopen. Die ongestoorde uitlevering kan naar het oordeel van de beroepscommissie in het gedrang komen indien klager in een minder beveiligde inrichting dan de EBI zijn detentie zou ondergaan. Gebleken is dat klager in 2004 en na 24
juni
2005 in staat is geweest om, ondanks het in de EBI toegepaste beveiligingsregime, niet toegelaten contacten te onderhouden met vertegenwoordigers van de pers. Voorstelbaar is dat klager in een minder beveiligde inrichting verdergaande niet toegelaten
contacten zou kunnen onderhouden met de buitenwereld, welke contacten in dat geval mogelijk tot doel kunnen hebben dat klager zich al dan niet met gebruikmaking van geweld van buitenaf zou kunnen onttrekken aan zijn detentie. De beroepscommissie acht
daarom ook thans nog aannemelijk dat klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt.

De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande en dat in het bijzonder tegen de achtergrond van het bepaalde van artikel 26, vijfde lid, onder a en b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, tot het oordeel dat de
beslissing klagers verblijf in de EBI opnieuw te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 9 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven