nummer: 05/2792/GA
betreft: [klager] datum: 3 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 4 november 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Zij heeft voorts kennisgenomen van het verslag van horen van klager door een lid van de Raad op 4 november 2005 ter gelegenheid van
de behandeling van het beroep tegen klagers plaatsing in de EBI (kenmerk 05/2604/GB) en van de uitspraak op dat beroep d.d. 15 december 2005. Dat verslag en die uitspraak zijn als bijlagen bij deze uitspraak gevoegd.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens – kortweg – ernstig gevaar voor vlucht, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de Landelijke
afzonderingsafdeling (l.a.a.) De Schie te Rotterdam, alsmede de verlenging van die ordemaatregel en de externe tenuitvoerlegging daarvan voor de duur van veertien dagen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de ongegrondverklaring van zijn beklag. Er is geen goed onderzoek gedaan. Hij wordt beschuldigd van zaken die hij niet gedaan heeft. Klager wil in de gelegenheid gesteld worden om het beroep mondeling toe te kunnen lichten.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
De directeur heeft allereerst een chronologische weergave gegeven van de feiten. Voorts heeft hij aangevoerd dat hij, gelet op de hem bekende feiten, te weten informatie van een medegedetineerde, informatie van het Gedetineerden
recherche-informatiepunt
(GRIP) en het risicoprofiel van klager, na zorgvuldige afweging de juiste beslissingen heeft genomen. Voorzover aan verzoeker een tegemoetkoming zou moeten worden toegekend, is de directeur van mening dat de hoogte overeenkomstig de eerder door de
beroepscommissie gebezigde tarieven zou moeten zijn.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat blijkens haar uitspraak d.d. 15 december 2005 (kenmerk 05/2604/GB) het GRIP zijn eerdere advies heeft bijgesteld en heeft aangegeven dat de informatie – op grond waarvan klager uiteindelijk in de EBI werd geplaatst –
als onvoldoende betrouwbaar moet worden bestempeld. Naar aanleiding daarvan is klager op 24 november 2005 vanuit de EBI overgeplaatst naar de gevangenis De Marwei te Leeuwarden. Nu de informatie, op basis waarvan aan klager eveneens de bestreden
ordemaatregel en de verlenging daarvan zijn opgelegd, achteraf bezien, onbetrouwbaar is gebleken, zijn die beslissingen genomen op gronden die deze beslissingen niet konden dragen. Dat maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan
blijven en dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de
tegemoetkoming vaststellen op € 380,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 380,-
.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 februari 2006
secretaris voorzitter