Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/1142/GA, 3 februari 2006, beroep
Uitspraakdatum:03-02-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/1142/GA

betreft: [klager] datum: 3 februari 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 mei 2005 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 17 maart 2005 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden, locaties Noord en Oost, te ’s-Gravenhage

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de unit-directeur van voormelde locaties in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de mishandeling van klager tijdens zijn vervoer van het penitentiair ziekenhuis naar het station.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft haar werk niet goed gedaan, onder meer omdat er geen informatie is ingewonnen bij het Bronovo ziekenhuis.

De directeur heeft daarop als volgt geantwoord.
Gedurende zijn verblijf in het penitentiair ziekenhuis is klager door verschillende artsen en de fysiotherapeut beoordeeld. Voorts is hij zowel in het detentieberaad als in het psycho medisch overleg besproken waarop hij ADL zelfstandig werd geacht.
Voorafgaande aan klagers ontslag is hij op verzoek van de unit-directeur nogmaals door een arts beoordeeld. Deze gaf te kennen dat er geen medische noodzaak was voor verdere behandeling of opname in een ander ziekenhuis. Het lag niet in de lijn der
verwachting dat klager op het station onwel zou worden.

3. De ontvankelijkheid
Artikel 60 van de Pbw luidt voorzover hier van belang:
”1. Een gedetineerde kan bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.”
Het klaagschrift is ingediend nadat klager uit detentie was ontslagen.

Artikel 1 van de Pbw luidt voorzover hier van belang:
”Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
e. gedetineerde: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaats vindt;”.

Gelet op deze bepalingen staat de mogelijkheid van beklag alleen voor gedetineerden open.
De beklagcommissie had het beklag niet-ontvankelijk moeten verklaren. De beslissing van de beklagcommissie zal daarom worden vernietigd en de beroepscommissie zal doen hetgeen de beklagcommissie had behoren te doen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 februari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven