nummer: 05/1996/GA
betreft: [klager] datum: 27 januari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 augustus 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw Vosseveld te Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het weigeren van een bezoeker.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De directeur heeft geweigerd een persoon op de bezoekerslijst te plaatsen omdat de betreffende bezoeker journalist van beroep is. De betreffende persoon is
al eens eerder als bezoeker geweigerd. Gelet op de Memorie van Toelichting bij de Pbw moeten perscontacten worden beschouwd als een extra faciliteit in aanvulling op de normale bezoek- en telefoneermogelijkheden. De beklagrechter gaat in het geheel
niet
in op de door klager aangevoerde argumenten. Misdaadverslaggevers komen veelvuldig op bezoek bij gedetineerden. Noch de Pbw noch de Memorie van Toelichting bij de Pbw kent de door beklagrechter gebruikte term “relatiebezoek”. De uitspraak van de
beklagrechter zal grote gevolgen hebben. Dan zal geen enkele (bekende) journalist als bezoeker worden toegelaten. Dat is niet de bedoeling van de wetgever geweest.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De directeur heeft blijkens de door hem overgelegde schriftelijke mededeling, op 28 april 2005 besloten de door klager opgegeven persoon als bezoeker te weigeren, aangezien er zeer sterke aanwijzingen waren dat deze persoon niet als relatiebezoeker
maar
als journalist klager wilde bezoeken. Uit de stukken is niet gebleken dat klager binnen de in artikel 61, vijfde lid, Pbw gegeven termijn van zeven dagen hiertegen beklag heeft ingediend. Het klaagschrift van klager is gedateerd op 3 juli 2005.
Voorzover het klaagschrift is gericht tegen de weigering van de directeur van eind juni 2005 om de betreffende persoon op de bezoekerslijst te plaatsen, is uit de stukken niet gebleken dat het hier om een hernieuwde beslissing gaat als bedoeld in
artikel 38, derde lid, Pbw. Uit het klaagschrift van 3 juli 2005 komt veeleer naar voren dat klager het verzoek om plaatsing op de bezoekerslijst heeft ingediend nadat duidelijk was geworden dat het gesprek op 9 juni 2005 tussen de journalist en klager
op grond van artikel 40, eerste lid, Pbw alleen onder kennelijk voor klager onaanvaardbare condities kon plaatsvinden. Van dit gesprek is dan ook afgezien. Het vorenstaande levert naar het oordeel van de beroepscommissie geen verschoonbaar verzuim op
terzake de termijnoverschrijding voor de indiening van het klaagschrift. De beklagrechter had klager derhalve niet-ontvankelijk in zijn klacht moeten verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 januari 2006
secretaris voorzitter